In de kerkgeschiedenis zijn, zoals u wellicht weet, meerdere Concilies voorafgegaan aan het
Tweede Vaticaans Concilie. Gewoonlijk werden deze grote kerkelijke vergaderingen bij elkaar geroepen, om basiselementen van het geloof te definiëren, en vooral ook om vergissingen te corrigeren, die het geloof in gevaar brachten. Denken we aan het
Concilie van Nicea in het jaar 325, dat de dwaalleer van het Arianisme bestreed en de goddelijkheid van Jezus, de Eniggeboren Zoon van de Vader, met nadruk bevestigde; of aan het
Concilie van Efese van 431, dat Maria als Moeder van God definieerde; of aan het
Concilie van Chalcedon van 451, dat de éne Persoon van Christus in twee naturen bevestigde, de goddelijke en de menselijke natuur. Om wat dichter bij onze eigen tijd te komen, moeten we het
Concilie van Trente in de zestiende eeuw noemen, dat wezenlijke punten van de katholieke leer tegenover de protestantse Reformatie opgehelderd heeft; of het
Eerste Vaticaans Concilie, dat is begonnen met nadenken over meerdere thema’s, maar slechts de tijd had om twee documenten voort te brengen - éen over het kennen van God, de openbaring, het geloof en de betrekkingen tot het verstand, en het andere over het primaatschap van de paus en over de onfeilbaarheid -, want het werd door de bezetting van Rome in september 1870 afgebroken.