
Paus Benedictus XVI - 26 september 2012
Dierbare broeders en zusters,
De laatste maanden hebben wij in het licht van Gods woord een weg afgelegd om steeds authentieker te leren bidden door te kijken naar bepaalde grote figuren uit het Oude Testament, naar de Psalmen, de Brieven van de heilige Paulus en de Apocalyps, maar vooral door Jezus’ unieke en fundamentele ervaring onder ogen te nemen van Zijn relatie tot de hemelse Vader. In feite kan de mens zich alleen in Christus met God verenigen en wel met de diepte en innigheid van een zoon met de vader die van hem houdt; alleen in Hem kunnen wij ons in volle waarheid tot God richten en Hem met genegenheid aanroepen als “Abba, Vader!”. Zoals de apostelen hebben ook wij in deze weken en ook vandaag herhaaldelijk tot Jezus gezegd: “Heer, leer ons bidden” (Lc. 11, 1).
Om deze persoonlijke band met God intenser te leren beleven, hebben wij bovendien geleerd de Heilige Geest te aanroepen, de eerste Gave van de Verrezene aan de gelovigen, omdat Hij “onze zwakheid te hulp komt. Want wij weten niet eens, hoe wij behoren te bidden” (Rom 8,26), zegt de heilige Paulus en wij weten hoezeer hij gelijk heeft.
Er is een andere waardevolle “ruimte”, een andere waardevolle “bron” om in gebed te groeien, een bron van levend water die in zeer nauw verband staat met de vorige. Ik verwijs hier naar de liturgie, een bevoorrecht midden waar God tot ieder van ons spreekt, hier en nu, en ons antwoord verwacht.
De Catechismus wijst er trouwens op dat “in de christelijke traditie (het woord ‘liturgie’) wil aangeven dat het Volk van God deelneemt aan het ‘werk van God’” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1069, omdat het volk van God als zodanig, alleen bestaat door Gods handelen.
Zelfs het Tweede Vaticaans Concilie bracht ons dat in herinnering door zijn werkzaamheden, juist vijftig jaar geleden, te beginnen met de bespreking van de regels voor de heilige liturgie, waarvan de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963). Dat het 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) de eerste vrucht van de concilievergadering was, kan door sommigen als toeval beschouwd worden. Onder de vele projecten leek de tekst over de heilige liturgie de minst controversiële en precies om die reden leek hij ook een soort oefening om de methodologie van de conciliaire werkzaamheden te leren. Doch zonder enige twijfel is, wat op het eerste zicht toeval leek, in de hiërarchie van de belangrijkste thema’s en taken van de Kerk, de beste keuze gebleken. Door namelijk met het thema “liturgie” te beginnen, heeft het concilie het primaat van God, Zijn absolute prioriteit, zeer duidelijk in het licht gesteld. God, voor alles: dat legt de keuze van het concilie ons juist uit wanneer het met de liturgie begonnen is. Waar de blik op God niet bepalend is, verliest al het andere zijn oriëntatie. Het fundamentele criterium voor de liturgie is haar oriëntatie op God, om zo aan Zijn werk te kunnen deelnemen.