Concilievaders van het Tweede Vaticaans Concilie - 8 december 1965
Voorgelezen door kardinaal A. Liénart, geassisteerd door de kardinalen B. Alfrink en G. Colombo, in tegenwoordigheid van de gezant van België, baron Prosper Poswick, deken van het corps Diplomatique bij de H. Stoel, met de gezant van Brazilië H. de Souza-Gomes, de gezant van Japan Seishiro Ogawa, de gezant van Ethiopië M. Agajyellew en de vertegenwoordiger van de U.N.O. P. Spinelli. (Aan de eerste vertegenwoordiger van elke groep overhandigde de Paus persoonlijk de boodschap).
Op dit plechtig ogenblik, nu wij na vier jaar van gebed en arbeid uiteen gaan, richten wij, de vaders van het XXle Oecumenisch Concilie van de Katholieke Kerk, ons in het volle bewustzijn van onze zending jegens de mensheid met eerbied en vertrouwen tot hen die in hun handen het lot van de mensen op deze aarde houden, tot hen die de dragers zijn van het tijdelijk gezag.
Wij verklaren plechtig: wij betuigen eer aan uw gezag en uw soevereiniteit; wij eerbiedigen uw ambt; wij erkennen uw rechtvaardige wetten; wij achten hen die ze maken en hen die ze uitvoeren. Maar wij hebben een heilig woord tot u te richten en wel dit:
God alleen is groot.God alleen is het princiep en het doel.
God alleen is de bron van uw gezag en het fundament van uw wetten.
Het is uw taak op aarde de orde en de vrede onder de mensen te bevorderen. Maar vergeet niet: het is God, de levende en ware God, die de Vader der mensen is. En het is Christus, zijn eeuwige Zoon, die gekomen is om het ons te zeggen en ons te Ieren, dat wij allen broeders zijn. Hij is de grote bewerker van de orde en van de vrede op aarde, want Hij leidt de geschiedenis der mensheid en Hij alleen kan de harten buigen om zich af te wenden van de slechte hartstochten die oorlog en leed veroorzaken. Hij zegent het brood van de mensen, Hij heiligt hun arbeid en hun lijden. Hij verschaft hun vreugden die gij hun niet kunt geven en Hij schenkt hun moed in de smarten die gij niet kunt lenigen.
In uw aardse en tijdelijke staat bouwt Hij op mysterieuze wijze zijn geestelijke en eeuwige staat op, zijn Kerk. En wat vraagt die Kerk van u na weldra tweeduizend jaar van allerlei soort wederwaardigheden in haar betrekkingen met u, de machtigen van de aarde: wat vraagt zij u vandaag? Zij heeft het u in een van haar grootse teksten van dit Concilie gezegd: zij vraagt u slechts de vrijheid. De vrijheid om te geloven en haar geloof te verkondigen, de vrijheid om haar God lief te hebben en Hem te dienen, de vrijheid om te leven en aan de mensen haar levensboodschap te brengen. Vreest niet: zij is het beeld van haar Meester wiens mysterieuze werking geen inbreuk maakt op uw voorrechten, maar die geheel het mensdom van zijn noodlottig verval geneest, het omvormt, het vervult van hoop, waarheid en schoonheid.
Laat Christus deze zuiverende werking op de maatschappij uitoefenen! Kruisigt hem niet opnieuw: dit zou heiligschennis zijn, want Hij is Gods Zoon; dit zou zelfmoord zijn, want Hij is de mensenzoon. En laat ons, zijn nederige dienaren, overal ongehinderd de "blijde boodschap" verspreiden van het Evangelie van de vrede dat wij tijdens het Concilie hebben bemediteerd. Uw volkeren zullen er het eerst van profiteren, want de Kerk vormt voor u loyale burgers, vrienden van de sociale vrede en van de vooruitgang.
Op deze plechtige dag waarop de Kerk de zittingen van haar XXIe Oecumenisch Concilie beëindigt, biedt zij u door onze stem haar vriendschap, haar diensten, haar geestelijke en morele energie aan. Tot u allen richt zij haar boodschap van heil en zegen. Aanvaardt ze, zoals zij ze u aanbiedt, met een blij en oprecht hart en draagt ze uit naar al uw volkeren!