H. Paus Johannes Paulus II - 15 augustus 1990
EX CORDE ECCLESIAE Over Katholieke Universiteiten |
|||
► | IDENTITEIT EN OPDRACHT | ||
► | DE IDENTITEIT VAN DE KATHOLIEKE UNIVERSITEIT | ||
► | Wezen en doelstelling |
Elke katholieke universiteit is als universiteit een academische gemeenschap die op een streng wetenschappelijke en kritische wijze bijdraagt tot het behoud en de ontwikkeling van de menselijke waardigheid en van het culturele erfgoed. Dit doet zij door onderzoek, onderwijs en door de verschillende diensten aan plaatselijke, nationale en internationale gemeenschappen. Zij geniet deze institutionele autonomie die nodig is om haar taken efficiënt uit te oefenen; zij garandeert haar leden academische vrijheid, met alle respect voor de rechten van het individu en van de gemeenschap en binnen de grenzen die de waarheid en het algemeen welzijn stellen.
Omdat het de doelstelling van de katholieke universiteit is op institutionele wijze de christelijke aanwezigheid in de universitaire wereld te waarborgen met het oog op de grote problemen van samenleving en cultuur, moet zij vanwege haar katholiciteit absoluut de volgende kenmerken bezitten:
"In het licht van deze eigenschappen is het duidelijk dat de katholieke universiteit door haar verplichte betrokkenheid als instituut naast de taken van onderwijs en onderzoek en andere dienstverlening, die gemeenschappelijk zijn aan alle universiteiten, de inspiratie en het licht van de christelijke Openbaring inbrengt. Met groot respect voor de eigen aard en de autonomie van de academische werkzaamheden doordringt en bezielt ze deze met het katholieke ideaal, met katholieke houdingen en beginselen. Kortom, de katholieke universiteit wil een gemeenschap zijn van intellectuelen uit de verschillende takken van menselijke wetenschap, die vertegenwoordigen een universitaire instelling waarin het katholicisme actief aanwezig is".
De katholieke universiteit is dus de plaats waar specialisten de werkelijkheid zeer grondig onderzoeken, met hun eigen methoden in de verschillende academische disciplines. Zo dragen ze ertoe bij de schat van de menselijke kennis te verrijken. Ieder vakgebied wordt systematisch bestudeerd en vervolgens worden de verschillende disciplines met elkaar in gesprek gebracht ter wederzijdse verrijking.
Dit soort onderzoek is niet alleen een steun voor de mannen en vrouwen die steeds bezig zijn met het achterhalen van de waarheid; het vormt voor hen ook het tegenwoordig zo noodzakelijk afdoende bewijs dat de Kerk vertrouwen heeft in de intrinsieke waarde van onderzoek en wetenschap.
Op een katholieke universiteit omvat onderzoek dus noodzakelijkerwijs:
De integratie van kennis is een proces dat altijd om vervolmaking vraagt. Bovendien maakt het alsmaar groeien van het weten in onze tijd, waarbij een toenemende opdeling van kennis in de verschillende academische disciplines optreedt, de opgave steeds moeilijker. Maar een universiteit, en zeker een katholieke universiteit "moet 'een levende eenheid' vormen van organismes die gericht zijn op het zoeken naar de waarheid .... Daarom is het nodig een hogere synthese te bevorderen, de enige waar de dorst naar waarheid, die diep in het mensenhart gegrift staat, gelest kan worden." Op weg geholpen door de specifieke bijdragen van filosofie en theologie zullen de universitaire specialisten steeds proberen de relatieve plaats en betekenis van elk vakgebied nader te bepalen. Zij doen dit binnen het kader van een visie op mens en wereld die verhelderd is door het Evangelie en dus door het geloof in Christus, de Logos, het middelpunt van de schepping en van de menselijke geschiedenis.
Bij het aanmoedigen van deze integratie zal de katholieke universiteit zich in het bijzonder bezighouden met de dialoog tussen geloof en rede. Dan is het mogelijk tot een dieper inzicht komen hoe geloof en rede elkaar treffen in de éne waarheid. Al behoudt elke academische discipline haar eigen integriteit en methodes, de dialoog brengt aan het licht "hoe methodisch onderzoek op alle terreinen van het weten, als het echt wetenschappelijk wordt uitgevoerd en de morele normen in acht neemt, nooit echt strijdig zal zijn met het geloof: de profane werkelijkheden en de realiteit van het geloof vinden hun oorsprong in dezelfde God". De vitale wisselwerking tussen beide onderscheiden niveaus van kennis van de éne waarheid leidt tot grotere liefde voor de waarheid zelf en draagt bij tot voller begrip van de zin van het menselijk leven en van het doel van de schepping.
Omdat het weten er is ten dienste van de mens, moet het onderzoek op een katholieke universiteit altijd worden uitgevoerd met veel aandacht voor de ethische en morele implicaties van de methoden die men gebruikt en van de ontdekkingen die men doet. Die zorg die men heeft bij alle onderzoek, is bijzonder noodzakelijk op het gebied van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek. "Men moet de overtuiging krijgen dat ethiek de prioriteit heeft boven de techniek, dat de mens belangrijker is dan de dingen, dat de stof ondergeschikt is aan de geest. De zaak van de mens zal ermee gediend zijn, als wetenschap een verbond aangaat met het geweten. De wetenschapper zal de mensheid echt een dienst bewijzen, als hij blijft aanvoelen dat de mens de wereld te boven gaat en dat God de mens te boven gaat".
Bij het zoeken naar een synthese in het weten, speelt de theologie een bijzonder grote rol, evenals in de dialoog tussen geloof en rede. Bovendien levert zij een bijdrage aan alle andere disciplines in hun zoeken naar betekenis. Niet alleen is ze hen behulpzaam bij het onderzoek welke invloed hun ontdekkingen zullen hebben op mens en samenleving, maar ook biedt ze hun perspectief en oriëntatie, die in hun methodiek ontbreken. Van de andere kant is het contact met andere disciplines en de confrontatie met hun ontdekkingen verrijkend voor de theologie. Daardoor gaat ze de wereld van vandaag beter begrijpen en beantwoordt het theologisch onderzoek meer aan de eisen van deze tijd. Gezien de specifieke plaats die de theologie inneemt te midden van de academische disciplines, moet elke katholieke universiteit een theologische faculteit hebben of minstens een leerstoel theologie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de Christelijke opvoeding, Gravissimum Educationis (28 okt 1965), 10
Gezien de nauwe relatie tussen onderzoek en onderwijs is het goed, als bovengenoemde voorwaarden voor het onderzoek in het hele onderwijs doorwerken. Terwijl elk vak op basis van eigen methoden systematisch gegeven wordt, is de interdisciplinariteit die gesteund wordt door de bijdrage van filosofie en theologie, voor de studenten een hulpmiddel om een organische visie op de werkelijkheid te krijgen en hun onophoudelijk verlangen naar intellectuele vooruitgang te versterken. Bij de overdracht van wetenschap moet men ook duidelijk laten zien, hoe de menselijke rede in haar denkproces op steeds grotere vraagstukken stoot en hoe het antwoord dat zij daarbij krijgt, van boven komt via het geloof. Bovendien worden de morele implicaties van elke wetenschap als een vast onderdeel van dat vakgebied bestudeerd. En zo is het hele vormingsproces uiteindelijk gericht op de volledige ontwikkeling van de persoon. Ten slotte zal de katholieke theologie, onderwezen in volkomen trouw aan Schrift, Traditie en Kerkelijk Leergezag een helder inzicht verschaffen in de beginselen van het Evangelie waardoor het menselijk leven nog zinvoller wordt en een nieuwe waardigheid krijgt.
Men moet de studenten door onderzoek en onderwijs zo vormen in de verschillende vakgebieden, dat het echte vakmensen zullen worden op het specifieke terrein waaraan ze hun krachten zullen geven om samenleving en Kerk te dienen. Maar leer ze ook hoe ze voor het forum van de wereld van hun geloof kunnen getuigen.