H. Paus Johannes Paulus II - 15 augustus 1990
De katholieke universiteit behartigt haar doelstellingen in het bijzonder, wanneer zij een echt menselijke gemeenschap probeert te zijn, bezield door de geest van Christus. Haar bron van eenheid komt voort uit de gemeenschappelijke toewijding aan de waarheid, het idee dat men heeft van menselijke waardigheid en in laatste instantie uit de persoon en de boodschap van Christus die aan de instelling haar eigen karakter geeft. Als gevolg van die inspiratie wordt de universitaire gemeenschap bezield door een geest van vrijheid en liefde; ze kenmerkt zich door onderling respect, een open dialoog en door te waken over ieders rechten. Ze helpt al haar leden zich als mens volledig te ontplooien. Van zijn kant helpt ieder lid van de gemeenschap om tot meer eenheid te komen. Afhankelijk van plaats en mogelijkheid heeft hij zijn inbreng bij beslissingen die de gemeenschap zelf aangaan, en hij helpt ook het katholieke karakter van de instelling te bewaren en te versterken.