Paus Benedictus XVI - 3 juni 2012
Geachte broeders,
Waarde autoriteiten,
Geliefde broeders en zusters,
Wij beleven deze morgen een groots ogenblik van vreugde en gemeenschap, nu wij het eucharistisch offer vieren: een grote hier samengekomen menigte, verenigd met de opvolger van Petrus, bestaande uit gelovigen die uit vele landen afkomstig zijn. Zij biedt een veelzeggend beeld van de ene en universele Kerk, door Christus gegrondvest en vrucht van de zending die, zoals wij in het Evangelie hebben gehoord, Christus aan zijn apostelen heeft toevertrouwd: op weg te gaan en alle volken tot leerlingen te maken, “door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”. Vgl. Mt. 28, 18-19 Ik groet met genegenheid en erkentelijkheid kardinaal Angelo Scola, aartsbisschop van Milaan, en kardinaal Ennio Antonelli, president van de Pauselijke Raad voor het Gezin, de belangrijkste organisatoren van deze zevende ontmoeting met gezinnen uit heel de wereld, evenals hun medewerkers, de hulpbisschoppen van Milaan en alle andere prelaten. Het verheugt mij alle autoriteiten, hier aanwezig, te begroeten. En een warm woord van welkom mijnerzijds is vandaag in het bijzonder gericht tot u, geliefde gezinnen! Dank voor uw deelname!
In de tweede lezing heeft de apostel Paulus ons eraan herinnerd dat wij bij het doopsel de Heilige Geest hebben ontvangen, die ons verenigt met Christus als broeders en zusters en ons als kinderen in relatie met de Vader brengt, zodat wij kunnen uitroepen: ”Abba! Vader!” (Rom. 8, 15.17). Op dat ogenblik is ons een kiem van nieuw, goddelijk leven geschonken, dat wij moeten doen groeien tot de definitieve voltooiing in de hemelse heerlijkheid; wij zijn leden geworden van de Kerk, Gods familie, “sacrarium Trinitatis” - zo definieert de heilige Ambrosius haar -, “het verenigde volk” - zo leert ons het Tweede Vaticaans Concilie - “dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4 Het liturgische hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid, dat wij vandaag vieren, nodigt ons uit om na te denken over dit mysterie, maar zet ons ook ertoe aan ons ervoor in te zetten de gemeenschap met God en onder elkaar te beleven naar het model van de goddelijke gemeenschap. Wij zijn geroepen de waarheden van het geloof aan te nemen en eensgezind over te dragen; de wederzijdse liefde en die jegens anderen te beleven door vreugde en leed samen te delen, door te leren om vergeving te vragen en deze te schenken, door de verschillende charisma’s onder leiding van de herders tot hun recht te laten komen. In één woord: ons is de taak toevertrouwd kerkgemeenschappen op te bouwen die steeds meer familie zijn en in staat zijn de schoonheid van de Drie-eenheid te weerspiegelen en niet alleen met het woord te evangeliseren, maar ook door, zo zou ik willen zeggen, “uitstraling”, met de kracht van een doorleefde liefde.
In het Boek Genesis vertrouwt God het menselijk paar zijn schepping toe om deze te verzorgen, te bewerken, te leiden naar zijn plan. Vgl. Gen. 1, 27-28 Vgl. Gen. 2, 15 In deze aanwijzing van de Heilige Schrift kunnen wij de opdracht van man en vrouw lezen met God samen te werken om de wereld te veranderen door werk, wetenschap en techniek. Man en vrouw zijn evenbeeld van God ook in dit waardevolle werk, dat zij met dezelfde liefde moeten verrichten als de Schepper. Wij zien dat in de moderne economische theorieën vaak een utilitaristische opvatting overheerst betreffende werk, productie en markt. Gods plan en de ervaring zelf laten echter zien dat het niet de eenzijdige logica van het eigen nut en het maximale profijt is die kan bijdragen tot een harmonische ontwikkeling, tot het welzijn van het gezin en de opbouw van een rechtvaardige maatschappij, omdat zij een verbitterde concurrentie, sterke ongelijkheid, verval van het milieu, een run op verbruiksgoederen, onvrede in de gezinnen met zich meebrengt. Wat meer is, de utilitaristische mentaliteit neigt ertoe zich ook uit te strekken tot relaties tussen personen en relaties binnen de familie, door deze terug te brengen tot een wankele overeenkomst van individuele belangen en de hechtheid van de maatschappelijke structuur te ondermijnen.
Gezin, werk, feest: drie gaven van God, drie dimensies van ons bestaan die een harmonische evenwicht moeten vinden. Het is belangrijk werktijden en behoeften van het gezin, beroep en vader- en moederschap, werk en feest met elkaar in overeenstemming te brengen om een maatschappij op te bouwen met een menselijk gezicht. Geeft hierin altijd de voorkeur aan de logica van het zijn boven die van het hebben: de eerste bouwt op, de tweede verwoest uiteindelijk. Men moet leren te geloven, vóór alles binnen het gezin, in de authentieke liefde, de liefde die van God komt en ons met Hem verenigt en juist daardoor “ons tot een wij’ maakt, die al onze verdeeldheid overwint en ons één laat worden, zodat God uiteindelijk ‘alles in allen’ (1 Kor. 15, 28)”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 18
Amen.