Pater Raneiro Cantalamessa, ofm cap. - 15 april 2011
In zijn Lijden - schrijft St. Paulus aan Timoteus - heeft Jezus Christus “zijn goede getuigenis afgelegd” (1 Tim. 6, 13). Getuigenis waarvan?, vraagt men zich af. Niet van de echtheid van zijn leven en van het waarom daarvan. Velen zijn gestorven, en ook vandaag sterven er nog velen om een verkeerde zaak waarvan ze denken dat het de juiste is. De verrijzenis, en alleen zij, legt getuigenis af van de waarheid van Christus. “God gaf aan allen het bewijs daarvan door Jezus uit de doden te doen opstaan” (Hand. 17, 31) zegt de apostel op de Aeropaag in Athene.
De dood getuigt niet over de waarheid, maar over de liefde van Christus. Of beter gezegd: ze levert het ultieme bewijs van die liefde. “Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.” (Joh. 15, 13). Men zou kunnen beweren dat er een grotere liefde bestaat dan zijn leven geven voor zijn vrienden, namelijk zijn leven geven voor zijn vijanden. En dat is het juist wat Jezus heeft gedaan. “Christus is gestorven voor goddelozen”, schrijft de apostel in zijn Brief aan de Romeinen. “Niet licht zal iemand zijn leven geven voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand de moed hebben te sterven voor een goed mens. God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren. (Rom. 5, 6-8) “Hij heeft ons bemind toen we nog zijn vijanden waren, om van ons zijn vrienden te maken.” H. Augustinus, In Epistulam Ioannis (1 jan 407). 9, 9: PL 35, 2051
Een bepaalde “eenzijdige theologie van het kruis” kan ons het essentiële doen vergeten. Het kruis is niet alleen Gods oordeel over de wereld, weerlegging van zijn rechtschapenheid en aan het licht brengen van zijn zondigheid. Het is niet Gods NEEN aan de wereld, maar zijn JA uit liefde. “De ongerechtigheid, het kwaad als realiteit” – schrijft de Heilige Vader in zijn laatste boek over Jezus – “kan niet zomaar ontkend worden, niet zomaar naast zich neergelegd worden. Het moet worden uitgeschakeld, overwonnen. Daarin ligt het echte mededogen. En omdat de mensen daartoe niet in staat zijn, neemt God het zelf in handen. Daarin toont zich de onvoorwaardelijke goedheid van de Heer.” Paus Benedictus XVI, Boek, Deel II, Jezus van Nazareth - Van de intocht in Jeruzalem tot de Verrijzenis (31 mrt 2011). p. 157
Er bestaat een waarheid die op Goede Vrijdag luid en krachtig moet worden verkondigd. Hij, naar wie wij beschouwend opkijken aan zijn kruis, is God zelf “in persoon”. Hij is ook de mens Jezus van Nazareth, inderdaad, maar Hij en de Zoon van de eeuwige Vader zijn slechts één en dezelfde persoon. Het eerste dogma werd geformuleerd in Nicea, namelijk dat Jezus Christus de Zoon van God is, God zelf, met dezelfde natuur als de Vader. Zolang men dat niet erkent en het dogma van het fundamentele geloof van de Christenen niet ernstig neemt, zal het geen antwoord zijn op het menselijk lijden.
Men kan niet beweren dat “de smeekbede van Job zonder antwoord is gebleven”. Ook niet dat het christelijk geloof geen antwoord geeft op het menselijk lijden, wanneer men vooraf het antwoord ontkent waarop het recht heeft. Hoe kan men aan iemand de zekerheid geven dat een bepaalde drank geen vergift bevat? Door hem uit te drinken in zijn bijzijn! Dat heeft God gedaan met de mensen. Hij heeft de bittere kelk van het lijden gedronken. Het menselijk lijden kan niet vergiftigd zijn, kan niet enkel negatieve zaken, verlies en dwaasheid bevatten als God zelf gekozen heeft om ervan te proeven. Op de bodem van de beker moet er zich wel een parel bevinden.
De naam van die parel kennen wij: Verrijzenis! “Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat.” (Rom. 8, 18) en ook “En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.” (Openb. 21, 4)
Als de levensloop hier beneden zijn ultieme einde moet vinden,zou men echt tot wanhoop kunnen komen bij de gedachte aan de miljoenen en misschien zelfs miljarden mensen die in hun leven starten met een echte handicap. Reeds bij het vertrek zijn ze vastgeklonken door armoede en onderontwikkeling, zonder zelfs te kunnen deelnemen aan de wedstrijd. Maar zo gaat het er niet aan toe. De dood doet niet alleen de verschillen teniet, maar keert ze om. “Welnu, het gebeurde dat de arme stierf en door de engelen werd meegevoerd tot in de schoot van Abraham. Ook de rijke stierf en hij werd begraven in de Hades.” Vgl. Lc. 16, 22-23 Deze manier van het voor te stellen kan men zomaar niet simpelweg toepassen op de sociale realiteit, maar ze dient om ons te verwittigen dat het geloof in de verrijzenis niemand onverschillig laat. Ze herinnert ons eraan dat de zegswijze “leven en laten leven” nooit mag omgevormd worden tot “leven en laten sterven.”
Het antwoord van het Kruis is niet alleen bestemd voor ons, christenen, maar voor iedereen, want de Zoon van God is gestorven voor alle mensen. In het mysterie van de verlossing zit er een objectief aspect en ook een subjectief; er is het feit op zichzelf en er is het gewetensbesluit, het antwoord in geloof daarop. Het eerste overstijgt het tweede. Een tekst van Vaticanum II zegt: “De Heilige Geest biedt aan iedereen - en wel op een wijze die aan God bekend is- de mogelijkheid verbonden te zijn met het paasmysterie”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22
Een manier om verbonden te zijn met het mysterie van Pasen is juist het lijden. Johannes Paulus II schreef daarover de dag na de aanslag op hem en ook in de lange periode dat hij bedlegerig was daarna: “Lijden betekent vooral ontvankelijk worden, speciaal opengesteld voor de zalvende krachten die God de mensheid aanbiedt in Christus.” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 23 Het lijden, elk lijden, maar vooral dat van de onschuldigen, brengt ons op een mysterieuze wijze, “enkel door God gekend”, in contact met het kruis van Christus.
Er is iets dat de echte daden van de martelaars onderscheidt van de legendarische die na het einde van de vervolgingen te boek werden gesteld.In de eerstgenoemde is er om zo te zeggen geen spoor te vinden van betwistingen met hun vervolgers. De volledige aandacht is gericht op de heldhaftigheid van de martelaars, niet op de slechtheid van de rechters en beulen. De heilige Cyprianus gaat zelfs zover dat hij zijn volgelingen beveelt 25 goudstukken te geven aan de beul die hem zal onthoofden. Zij zijn de leerlingen van Hem die ter dood werd gebracht, terwijl hij zei: “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” De H. Vader herinnert er ons aan in zijn laatste boek: “Het vergoten bloed van Jezus roept iets beter af dan het bloed van Abel (cfr.He 12,14): het eist geen wraak of straf, maar het is verzoening” Paus Benedictus XVI, Boek, Deel II, Jezus van Nazareth - Van de intocht in Jeruzalem tot de Verrijzenis (31 mrt 2011). Editions du Rocher 2011,p.215
Men heeft de indruk opnieuw de martelaar Ignatius van Antiochië te horen op het moment dat hij in Rome aankwam om er het martelaarschap te ondergaan. Maar het zwijgen van de slachtoffers rechtvaardigt niet de onverschilligheid van de wereld over hun lot. “ De rechtvaardige komt om en niemand gaat het ter harte; de getrouwen worden weggerukt, maar niemand slaat er acht op.” (Jes. 57, 1)
We hebben het gezien:de christelijke martelaars zijn niet de enigen om te lijden en te sterven in ons midden. Wat kunnen we nog meer aanbieden aan wie niet gelooft ,naast onze geloofszekerheid dat het lijden is uitgeboet? We kunnen lijden met wie lijdt, wenen met wie weent. (Rom. 12, 15) Nog voor Hij zijn verrijzenis en het leven aankondigde, bij de rouw van de zussen van Lazarus “weende” Jezus. (Joh. 11, 35) Nu wil dat vooral zeggen mee lijden met het Japanse volk dat een van de meest verschrikkelijke natuurrampen uit de geschiedenis heeft doorgemaakt. Noot van de redactie: Een tsunami heeft begin maart 2011 het land getroffen We kunnen ook tegen deze broeders als mens zeggen dat we hun waardigheid bewonderen en ook hun voorbeeldig gedrag en de onderlinge solidariteit die ze aan de wereld hebben getoond.
De éénwording van de wereld brengt minstens dit positieve effect voort: het lijden van een volk wordt het lijden van allen en roept de solidariteit van allen op. Ze geeft ons de kans om te ontdekken dat we één enkele menselijke familie vormen, verbonden door het goede zowel als door het kwade. Het helpt ons de grenzen van ras, kleur en religie te overstijgen. Zo wordt het ook uitgedrukt in een vers van een van onze Italiaanse dichters: “Mensen, vrede!Er ligt veel gespreid over de gebogen aarde dat we niet begrijpen.” G. Pascoli, I due fanciulli (De twee kinderen)
Maar we moeten ook een les trekken uit gebeurtenissen van een aard die we zelf veroorzaken. Aardbevingen, cyclonen en andere rampen die zowel schuldigen als onschuldigen treffen, zijn nooit een straf van God. Met het tegengestelde instemmen betekent God en de mensen beledigen. Maar ze bevatten wel een waarschuwing: in dat geval bestaat de waarschuwing erin dat we ons niet in slaap moeten laten wiegen en denken dat de wetenschap en de techniek zullen volstaan om ons te redden.Als we ons geen grenzen weten op te leggen, zullen die grenzen - we zien het zelf het juist kunnen worden en de zwaarste bedreiging die er maar is.
De aarde beefde toen Christus stierf. “ De honderdman en die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van de aardbeving en wat verder gebeurde door een grote vrees bevangen en zeiden: ‘Waarlijk, Hij was een Zoon van God’.” (Mt. 27, 54) Maar een andere aardbeving, die nog heviger was, deed zich voor op het ogenblik van zijn verrijzenis. “Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer.” (Mt. 28, 2) Zo zal het altijd zijn. Op elke aardbeving van de dood zal er een aardbeving van leven volgen. Iemand heeft gezegd: ”Voortaan kan enkel een god ons redden” , “Nur noch ein Gott kann uns retten.” Antwort. Martin Heidegger im Gespräch, Pfullingen 1988 We zijn ervan overtuigd dat Hij het zal doen, want “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven.” (Joh. 3, 16) We maken ons gereed om met hernieuwde overtuiging en een bewogen dankbaarheid de woorden van de liturgie te zingen:
“Ecce lignum crucis, in quo salus mundi pependit:
Kijk naar het kruishout waaraan het heil van de wereld heeft gehangen.
Venite adoremus:
Kom, laten we Hem aanbidden.”