BIJ AANKOMST OP CUBAVliegveld van Santiago de Cuba
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
26 maart 2012
BIJ AANKOMST OP CUBA
Vliegveld van Santiago de Cuba
Mijnheer de president,
Heren kardinalen en broeders in het bisschopsambt,
Zeer geachte autoriteiten,
Leden van het corps diplomatique,
Dames en Heren,
Geliefde Cubaanse vrienden,
Ik dank u, mijnheer de president, voor uw ontvangst en uw vriendelijke welkomstwoorden, waarmee u ook de gevoelens van respect hebt willen overbrengen van de regering en het volk van Cuba voor de opvolger van Petrus. Ik groet de autoriteiten die ons vergezellen, evenals de leden van het corps diplomatique, hier aanwezig. Een hartelijke groet richt ik tot de aartsbisschop van Santiago de Cuba en voorzitter van de bisschoppenconferentie, mgr. Dionisio Guillermo García Ibáñez, tot de aartsbisschop van La Habana, de heer kardinaal Jaime Ortega y Alamino, en de andere broeders bisschoppen van Cuba, die ik heel mijn geestelijke nabijheid betoon. Tenslotte groet ik met alle genegenheid van mijn hart de gelovigen van de katholieke Kerk in Cuba, de dierbare bewoners van dit mooie eiland en alle Cubanen, daar waar zij wonen. U ligt mij altijd na aan het hart en ik gedenk u altijd in mijn gebed, en nog meer in de dagen dat het zo verlangde ogenblik naderbij kwam om u te bezoeken en dat ik dankzij de goddelijke goedheid heb mogen verwezenlijken.

Nu ik onder u kom, mag ik niet verzuimen te herinneren aan het historische bezoek aan Cuba van mijn voorganger, de zalige Johannes Paulus II, die een onuitwisbaar spoor heeft nagelaten in het hart van de Cubanen. Voor velen, gelovigen en niet-gelovigen, zijn diens voorbeeld en diens onderricht een lichtende leidraad die hen zowel in het persoonlijke leven als in de openbare verwezenlijking van de dienst aan het algemeen welzijn van de natie richting geeft. Zijn bezoek aan het eiland was als een zoete bries van frisse lucht die nieuwe kracht gaf aan de Kerk van Cuba door bij velen een hernieuwd bewustzijn op te roepen van het belang van het geloof en hen te bemoedigen hun hart open te stellen voor Christus en tegelijkertijd deed het de hoop ontbranden en het verlangen opwekken om moedig te werken voor een betere toekomst. Een van de belangrijke vruchten van dat bezoek was het begin van een nieuwe fase in de betrekkingen tussen de Kerk en de Cubaanse staat, in een geest van grotere samenwerking en groter vertrouwen, hoewel er nog vele aspecten overblijven waarin men vooruitgang kan en moet boeken, vooral waar het de onmisbare bijdrage betreft die de godsdienst geroepen is te leveren in de publieke sector van de maatschappij.

Ik ben intens verheugd mij aan te sluiten bij uw vreugde naar aanleiding
van de viering van de vierhonderdste verjaardag van de ontdekking van het
genadebeeld van de Maagd van Liefde van “El Cobre”. Haar bijzondere
figuur is vanaf het begin zowel in het persoonlijke leven van de Cubanen,
als bij de grote evenementen van het land aanwezig geweest, in het bijzonder
tijdens zijn onafhankelijkheid, waarbij zij door allen werd vereerd als de
ware moeder van het Cubaanse volk. De verering voor de “Virgen Mambisa”
heeft het geloof gesteund en de verdediging en het bevorderen bemoedigd
van hetgeen de levensomstandigheden van de mens en zijn fundamentele
rechten waardigheid verschaft en blijft dit ook vandaag nog krachtiger
doen, door zo een zichtbaar getuigenis af te leggen van de vruchtbaarheid
van de prediking van het evangelie in deze gebieden en van de diepe christelijke
wortels die de diepste identiteit van de Cubaanse ziel vormen. In het
voetspoor van zeer vele pelgrims in de loop van deze eeuwen wil ook ik mij
begeven naar “El Cobre” om mij neer te werpen aan de voeten van de Moeder van God, om haar te danken voor haar tussenkomst ten gunste van al
haar Cubaanse kinderen en haar voorspraak te vragen, opdat zij de wegen
van deze beminde natie geleidt op de paden van gerechtigheid, vrede, vrijheid
en verzoening.

Ik kom naar Cuba als pelgrim van de liefde, om mijn broeders en zusters in
het geloof te bevestigen en hen te bemoedigen in de hoop die voortkomt uit
de aanwezigheid van de liefde van God in ons leven. Ik draag in mijn hart
de terechte aspiraties en de gewettigde wensen van alle Cubanen met mij
mee, waar zij zich ook bevinden, hun lijden en vreugde, hun zorgen en de
edelste verlangens, in het bijzonder die van de jeugd en de ouderen, de jongeren
en de kinderen, de zieken en de arbeiders, de gedetineerden en hun
familieleden, evenals van de armen en de behoeftigen.
Vele delen van de wereld beleven vandaag de dag een bijzonder ogenblik
van economische problemen. Niet weinigen zijn het erover eens dat hieraan
een diepe crisis van geestelijke en morele aard ten grondslag ligt, die de
mens heeft achtergelaten zonder waarden en onbeschermd tegen de ambitie
en het egoïsme van bepaalde machten die geen rekening houden met het
authentieke welzijn van mensen en gezinnen. Men kan niet lang verder
gaan in dezelfde culturele en morele richting die de smartelijke situatie heeft
veroorzaakt die velen ervaren. Integendeel, ware vooruitgang heeft behoefte
aan een ethiek die de menselijke persoon centraal stelt en rekening houdt
met zijn meest authentieke behoeften, in het bijzonder zijn geestelijke en
religieuze dimensie. Daarom breekt in het hart en de geest van velen steeds
meer de zekerheid baan dat een wedergeboorte van de maatschappij en de
wereld vraagt om rechtschapen mensen met degelijke morele overtuigingen
en hoge fundamentele waarden, die niet kunnen worden gemanipuleerd
door beperkte belangen en die beantwoorden aan de onveranderlijke en
transcendente natuur van het menselijk wezen.

Beste vrienden, ik ben ervan overtuigd dat Cuba op dit zo belangrijke ogenblik
van zijn geschiedenis al naar morgen kijkt en zich daarom inspant zijn horizonten te vernieuwen en te verruimen; hieraan zal dat geweldige erfgoed
aan geestelijke en morele waarden meewerken die zijn puurste identiteit
hebben gevormd en die hun stempel hebben gedrukt op het werk en
leven van vele vermaarde vaders van dit land, zoals de zalige José Olallo y
Valdés, de dienaar Gods Félix Varela of de befaamde José Martí. De Kerk
heeft van haar kant met haar inzet weten bij te dragen aan het bevorderen
van deze waarden door middel van haar edelmoedige en onvermoeibare
pastorale zending en hernieuwt haar voornemens om zonder ophouden te
blijven werken om alle Cubanen nog beter te dienen.
Ik bid de Heer dat Hij dit land en zijn kinderen overvloedig zegent, in het
bijzonder hen die zich benadeeld voelen, hen die worden buitengesloten en
allen die in lichaam en ziel lijden, opdat Hij op voorspraak van Onze-Lieve-
Vrouw van Liefde van El Cobre allen een toekomst vol hoop, solidariteit en
eensgezindheid schenkt. Veel dank.
Benedictus XVI
© 2012, Libreria Editrice Vaticana / SRKK, Utrecht - KD 2012-2
Vert.: drs. H.M.G. Kretzers; alineaverdeling en -nummering: redactie