Paus Benedictus XVI - 7 maart 2012
Voor ons, die dikwijls begaan zijn met de efficiëntie van onze ondernemingen en de concrete resultaten die moeten verkregen worden, toont het gebed van Jezus ons dat wij er nood aan hebben om halt te houden, om innige momenten met God te beleven, ons los te maken van het dagelijkse lawaai om te luisteren, om naar de wortel te gaan van wat ons draagt en ons leven voedt. Eén van de mooiste momenten in het gebed van Jezus doet zich juist voor wanneer Hij zich tot de Vader richt, om het hoofd te bieden aan de ziektes, tegenslagen en beperktheid van Zijn toehoorders, en Hij degenen die Hem omringen zo leert waar de bron van hoop en heil te vinden is. Ik heb reeds het ontroerende voorbeeld gegeven van Jezus’ gebed aan het graf van Lazarus. De evangelist Johannes vertelt het gebeuren als volgt:
“Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: ‘Vader, Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt’. Na deze woorden riep Hij met luider stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’” (Joh. 11, 41-43)
Doch op het ogenblik van Zijn lijden en dood bereikt Jezus het hoogtepunt van Zijn diep gebed tot de Vader, wanneer Hij het uiterste “ja” zegt tot Gods plan en toont hoe de menselijke wil zijn vervulling vindt in de volledige instemming met Gods wil en niet in de tegenstelling daarmee. In het gebed van Jezus, in Zijn roep tot de Vader van op het kruis, concentreren zich
“alle noodkreten van de mensheid van alle tijden, onderworpen aan de zonde en aan de dood, alle vragen en voorbeden van de heilsgeschiedenis ... Dit is het ogenblik dat de Vader ze aanvaardt en ze, boven alle verwachting, verhoort: Hij laat zijn Zoon verrijzen. Zo komt het drama van het gebed in de scheppings- en heilseconomie van schepping en heil tot vervulling en voltooiing.” Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)