Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
THEOLOGIE VANDAAG: PERSPECTIEVEN, PRINCIPES EN CRITERIA | |||
► | In de gemeenschap van de Kerk verblijven | ||
► | Aandacht voor de sensus fidelium |
In zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen schrijft Sint-Paulus: ‘Wij danken God zonder ophouden, omdat u het woord van God, dat u van ons te horen kreeg, hebt ontvangen en het hebt aanvaard; niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God zelf, dat ook werkzaam blijft in u die gelooft’ (1 Tess. 2, 13). Deze woorden illustreren wat Vaticanum II bedoelde met ‘de bovennatuurlijke geloofszin [sensus fidei] van het hele volk’ en ‘het innerlijk begrip van de geestelijke dingen’ dat de gelovigen hebben, dat wil zeggen, de sensus fidelium. Het subject van het geloof is het volk van God als geheel, dat in kracht van de Geest het Woord van God bevestigt. Daarom verklaart het Concilie dat heel het volk van God deelheeft aan het profetische ambt van Jezus Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964). hfd. 2, en dat het, gezalfd als het is met de Heilige Geest Vgl. 1 Joh. 2, 20.27
, ‘in het geloof niet kan dwalen’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 De herders die het volk van God leiden en het geloof ervan dienen, zijn zelf allereerst leden van de gelovige gemeenschap. Daarom spreekt 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) eerst over het volk van God en de sensus fidei waarover het beschikt 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964). hfd. 2, en dan pas over de bisschoppen 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964). hfd. 3 die, door hun apostolische successie in het episcopaat en het ontvangen van hun eigen specifieke charisma veritatis certum (de betrouwbare geestesgave van de waarheid) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. IV, 26, 2, als een college in hiërarchische gemeenschap met het hoofd, de bisschop van Rome en opvolger van de Heilige Petrus op de apostolische stoel Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21.24-25, het leergezag van de Kerk vormen. Zo leert ook 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) dat het Woord van God ‘is toevertrouwd aan de Kerk’, en spreekt het over het ‘gehele heilige volk’ dat het aanhangt, waarna het pas specificeert dat de Paus en de bisschoppen de taak hebben om het Woord van God op authentieke wijze te verklaren. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 Alinea 30 Deze ordening is fundamenteel voor katholieke theologie. Zoals de Heilige Augustinus zei: ‘Vobis sum episcopus, vobiscum sum christianus’. H. Augustinus, Preken, Sermones. 340 A (PL 38, 1483)
De aard en plaats van de sensus fidei of sensus fidelium moet op de juiste wijze begrepen worden. De sensus fidelium betekent niet eenvoudigweg de mening van de meerderheid in een bepaalde tijd of cultuur, en het is ook niet alleen maar een bijkomende bevestiging van wat het leergezag al heeft geleerd. De sensus fidelium is de sensus fidei van het volk van God als geheel, dat gehoorzaamt aan het Woord van God en op de weg van het geloof wordt geleid door zijn herders. De sensus fidelium is derhalve de geloofszin die diep is verankerd in het volk van God dat het Woord van God ontvangt, begrijpt en beleeft in de Kerk.
Voor theologen is de sensus fidelium van groot belang. Het is niet alleen voorwerp van aandacht en respect, het is ook een basis en locus van hun werk. Aan de ene kant zijn theologen afhankelijk van de sensus fidelium, omdat het geloof dat zij onderzoeken en verklaren leeft in het volk van God. Duidelijk is daarom dat theologen zelf moeten deelnemen aan het kerkelijke leven om het goed tot zich te laten doordringen. Aan de andere kant maakt het precies deel uit van de bijzondere dienst van theologen in het lichaam van Christus, dat zij het geloof van de Kerk uitleggen zoals het te vinden is in de Schriften, de liturgie, geloofsbelijdenissen, dogma’s, catechismussen, en in de sensus fidelium zelf. Theologen helpen de inhoud van de sensus fidelium te verhelderen en te articuleren, zij erkennen en tonen aan dat kwesties die met de geloofswaarheid van doen hebben complex kunnen zijn, en dat het onderzoek ernaar nauwgezet moet gebeuren. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 2-5.6-7. Hierin wordt gesproken over de waarheid die God geeft aan zijn volk (nrs. 2-5), en plaatst ‘de roeping van de theoloog’ in de rechtstreekse dienst aan het volk van God, met het doel dat het de gave die het in geloof ontvangt kan verstaan (nrs. 6-7). Het komt hun ook toe, in voorkomende gevallen, kritisch te kijken naar vormen van volksvroomheid, en nieuwe intellectuele stromingen en bewegingen binnen de Kerk, uit het oogpunt van trouw aan de apostolische traditie. Kritische beoordelingen van theologen moeten altijd constructief zijn, nederig, respectvol en liefdevol. ‘Kennis alleen (gnosis) leidt tot eigenwaan; het is de liefde (agape) die opbouwt’ (1 Kor. 8, 1).
Aandacht voor de sensus fidelium is een criterium voor katholieke theologie. Theologie moet proberen nauwkeurig te ontdekken en te verwoorden wat katholieke gelovigen werkelijk geloven. Ze moet de waarheid met liefde uitzeggen, zodat de gelovigen kunnen groeien in geloof, en niet ‘heen en weer geslingerd worden en meegesleurd door elke windvlaag van de leer’ (Ef. 4, 14-15).