Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
THEOLOGIE VANDAAG: PERSPECTIEVEN, PRINCIPES EN CRITERIA | |||
► | In de gemeenschap van de Kerk verblijven | ||
► | Trouw aan de Apostolische Traditie |
De Handelingen van de Apostelen beschrijven de levenswijze van de eerste Christengemeenschap als fundamenteel richtinggevend voor de Kerk in alle tijden: ‘Ze wijdden zich trouw aan het onderwijs dat de apostelen gaven, en aan de onderlinge gemeenschap, het breken van het brood en het gebed’ (Hand. 2,42). Vgl. Openb. 1,3 Deze beknopte beschrijving - als afsluiting van het verslag van het Pinksterfeest, toen de Heilige Geest de apostelen de mond opende om te prediken en velen die hen gehoord hadden tot geloof bracht - laat verschillende aspecten zien die wezenlijk zijn voor het blijvende werken van de Geest in de Kerk. De omtrekken zijn al te zien van wat het onderricht en het sacramentele leven, de spiritualiteit en de liefdesdienst van de Kerk zal zijn. Die vonden alle hun begin in de gemeenschap van de apostelen; het doorgeven van heel deze levensstijl in de Geest is de apostolische traditie. Lex orandi (de gebedsregel), lex credendi (de geloofsregel) en lex vivendi (de levensregel) maken alle evenzeer deel uit van het wezen van de traditie. Paulus wijst op de traditie waarin hij als apostel is ingeschakeld, als hij spreekt over het ‘overleveren’ van wat hij zelf heeft ‘ontvangen’ (1 Kor. 15,1-11). Vgl. 1 Kor. 11, 23-26
Traditie is dan ook iets levends en vitaals, een voortgaand proces waarin de eenheid van het geloof tot uiting komt in de veelheid van talen en verscheidenheid van culturen. Ze houdt op traditie te zijn als ze begint te verstenen. ‘Deze van de apostelen stammende overlevering vordert in de Kerk onder bijstand van de Heilige Geest. Want het inzicht zowel in de overgeleverde werkelijkheden als in de overgeleverde woorden groeit … De Kerk streeft in de loop der eeuwen onafgebroken naar de volheid van de goddelijke waarheid, totdat in haar de woorden van God in vervulling gaan’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Traditie vindt plaats in de kracht van de Heilige Geest, die, zoals Jezus zijn leerlingen beloofd heeft, de Kerk leidt naar de volle waarheid Vgl. Joh 16,13 door stevig de herinnering vast te houden aan Jezus zelf Vgl. Joh 14,26 , de Kerk trouw te houden bij haar apostolische oorsprong, de overlevering van het geloof veilig te stellen, en te zorgen dat het Evangelie steeds als nieuw wordt aangeboden onder leiding van herders die opvolgers zijn van de apostelen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 7 Vitale componenten van traditie zijn derhalve: een voortdurend hernieuwde studie van de heilige Schrift, liturgie, aandacht voor wat de geloofsgetuigen door de eeuwen heen geleerd hebben, catechese die groei in geloof bevordert, daadwerkelijke liefde jegens God en de naaste, gestructureerd kerkelijk ambt, en de dienst van het leergezag aan het Woord van God. ‘Wat door de apostelen is overgeleverd, omvat alles wat strekt tot de heilige levenswandel van het volk van God en zijn groei in geloof. Zo bestendigt de Kerk in haar leer, leven en eredienst alles wat zijzelf is, alles wat zij gelooft en geeft dit door aan alle geslachten’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8
‘De uitspraken van de heilige vaders leggen getuigenis af van de tot leven wekkende aanwezigheid van deze overlevering, waarvan de rijkdom de praktijk en het leven van de gelovende en biddende Kerk doordringt’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Omdat de kerkvaders, zowel van het Oosten als van het Westen, een unieke plaats innemen in ‘het getrouw doorgeven en uitleggen’ van de geopenbaarde waarheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 16, vormen hun geschriften een specifiek referentiepunt (locus) in de katholieke theologie. De traditie zoals de kerkvaders die kenden en beleefden, was zeer veelzijdig en bruiste van leven – dat blijkt uit het veelvoud van liturgische families en van spirituele en exegetisch-theologische tradities (bijvoorbeeld in de scholen van Alexandrië en Antiochië), een veelvoud dat stevig verankerd was in het ene geloof dat hen verbond. Tijdens de grote theologische controversen van de 4e en 5e eeuw werd orthodoxie of ketterij van een doctrine afgemeten aan de mate waarin die al dan niet overeenstemde met de consensus van de kerkvaders . Het gemeenschappelijke getuigenis van de kerkvaders was voor Augustinus de stem van de Kerk . De concilies van Chalcedon en Trente begonnen hun plechtige verklaringen met de formule: ‘In navolging van de heilige Vaders...’ Vgl. Concilie van Chalcedon, 5e Zitting - Over de twee naturen in Christus, Sessio V - Definitio de duabus naturis Christi (22 okt 451), 2 Vgl. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), en het Concilie van Trente en Vaticanum I gaven duidelijk aan dat de ‘unanieme consensus’ van de kerkvaders een veilige gids was voor de interpretatie van de Schrift. Concilie van Trente, 4e Zitting - Decreet over de Vulgaat uitgave van de Bijbel en de manier van uitleg van de Heilige Schrift, Sessio IV - Recipitur vulgata editio Bibliae praescribiturque modus interpretandi Sacram Scripturam (8 apr 1546), 2 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 9
Veel kerkvaders waren bisschoppen, die met hun medebisschoppen bijeenkwamen in aanvankelijk regionale, en later wereldwijde of ‘oecumenische’ concilies die het kerkelijke leven markeren vanaf de eerste eeuwen, naar het voorbeeld van de apostelen. Vgl. Hand. 15,6-21 Geconfronteerd met de christologische en trinitarische ketterijen, die in de tijd van de kerkvaders een bedreiging vormden voor het geloof en de eenheid van de Kerk, kwamen de bisschoppen bijeen in de grote oecumenische concilies – Nicea I, Constantinopel I, Efese, Chalcedon, Constantinopel II, Constantinopel III en Nicea II – om dwaling te veroordelen en het orthodoxe geloof af te kondigen in credo’s en geloofsdefinities. Deze concilies legden hun onderricht, met name hun plechtige definities, op als normatief en universeel bindend; deze definities zijn een uitdrukking van en behoren tot de apostolische traditie, en zij dienen nog steeds het geloof en de eenheid van de Kerk. Latere concilies, die in het Westen erkend zijn als oecumenisch, hebben deze praktijk voortgezet. Het Tweede Vaticaans Concilie vermeldt het leerambt of magisterium van de paus en de bisschoppen van de Kerk, en verklaart dat de bisschoppen onfeilbaar leren wanneer zij, ofwel bijeen rond de bisschop van Rome in een oecumenisch concilie ofwel in gemeenschap met hem maar verspreid over de wereld, gezamenlijk van mening zijn dat een bepaalde leer inzake geloof of moraal ‘definitief en absoluut moet worden aanvaard’. De paus zelf, hoofd van het college van bisschoppen, leert onfeilbaar wanneer hij ‘als opperste herder en leraar van alle gelovigen … een leerpunt betreffende geloof of zeden in een definitieve uitspraak afkondigt’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25
Katholieke theologie erkent het leergezag van oecumenische Concilies, het gewone en universele leergezag van de bisschoppen, en het Pauselijke leergezag. Ze aanvaardt de bijzondere status van dogma’s, dat wil zeggen, verklaringen ‘waarin de Kerk een geopenbaarde waarheid definitief vastlegt, op een wijze die bindend is voor de universele Kerk, zodanig dat ontkenning ervan als ketterij verworpen wordt en onder een anathema valt’. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989). B, III, 3 Vgl. Internationale Theologische Commissie, Pluralisme: Eenheid van geloof en theologisch pluralisme (11 okt 1972), 6-8.10-12 Dogma’s behoren tot de levende en voortgaande apostolische traditie. Theologen zijn zich bewust van de moeilijkheden die met hun interpretatie gepaard gaan. Het is bijvoorbeeld nodig om de betreffende kwestie exact te verstaan in het licht van de historische context ervan, en te ontleden hoe betekenis en inhoud van een dogma gerelateerd zijn aan de formulering ervan. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 32 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62 Vgl. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989). Zie voor een gedetailleerde beschouwing van de gehele kwestie Toch zijn dogma’s veilige referentiepunten voor het geloof van de Kerk en worden zij als zodanig gebruikt in theologische reflectie en argumentatie.
Voor het katholieke geloof vormen Schrift, traditie en kerkelijk leergezag een onafscheidelijke eenheid. ‘De heilige overlevering en de heilige Schrift vormen één heilig aan de Kerk toevertrouwd pand’, en ‘de taak om het geschreven of overgeleverde woord van God op authentieke wijze te verklaren, is alleen aan het levende leraarsambt van de Kerk toevertrouwd’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 De heilige Schrift is niet zomaar een tekst maar ‘locutio Dei’ 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 9 en ‘verbum Dei’ Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 24, waarvan aanvankelijk getuigenis werd afgelegd door de profeten van het Oude Testament en tenslotte door de apostelen in het Nieuwe Testament. Vgl. Rom. 1,1-2 De heilige Schrift is ontstaan te midden van het volk van God, en is samengebracht, gelezen en geïnterpreteerd door het volk van God, en behoort daarom tot de levende traditie van de Kerk als het canonieke geloofsgetuigenis voor alle tijden. Inderdaad, ‘de Schrift is de eerste schakel in de geschreven overlevering’. Johann Adam MÖHLER, Unity in the Church or the Principle of Catholicism, Presented in the Spirit of the Church Fathers of the First Three Centuries, ed./vert. Peter C. Erb, Washington DC: Catholic University of America Press, 1996, p. 117. ‘Daarom dient de Schrift te worden verkondigd, aanhoord, gelezen, ontvangen en beleefd als het Woord van God, in de stroom van de apostolische overlevering waarmee het onlosmakelijk is verbonden’. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 7 Dit proces wordt geleid door de Heilige Geest, ‘door wie de levende stem van het Evangelie in de Kerk en door haar in de wereld weerklinkt’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 ‘De heilige Schrift immers is het spreken van God, voor zover dit onder aandrift van de Geest schriftelijk wordt vastgelegd; de heilige overlevering geeft het woord van God, door Christus de Heer en de Heilige Geest aan de apostelen toevertrouwd, ongerept door aan hun opvolgers, opdat zij dit, in het licht van de Geest der waarheid, door hun verkondiging trouw bewaren, uiteenzetten en verbreiden. Vandaar dat de Kerk haar zekerheid over al het geopenbaarde niet put uit de Schrift alleen’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 9 Zij ontleent het ook aan de apostolische traditie, omdat deze het levende proces is waarin de Kerk naar Gods Woord luistert.
Vaticanum II maakte onderscheid tussen de traditie zelf en die tradities die horen bij bepaalde kerkhistorische perioden, of bij bepaalde regio’s en gemeenschappen, zoals religieuze ordes of specifieke lokale kerken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13.14 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15.17 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 22 Aan het uiteenleggen van Traditie en tradities heeft de katholieke theologie na Vaticanum II veel werk besteed, net als de theologie in het algemeen dat deed in de voorbije decennia . Dit werk is ten diepste verbonden met de katholiciteit van de Kerk, en heeft veel oecumenische implicaties. Daarbij rijzen talloze vragen, bijvoorbeeld: ‘Is het mogelijk om nauwkeuriger te bepalen wat de inhoud is van de ene Traditie, en op welke manier? Bevatten alle tradities die van zichzelf zeggen dat zij christelijk zijn de Traditie? Hoe kunnen wij onderscheid maken tussen tradities die de echte Traditie vertegenwoordigen en louter menselijke tradities? Waar treffen wij authentieke Traditie aan, en waar een traditie de verarmd is of zelfs vertekend’? Vgl. Yves Congar, O.P., Tradition et Traditions: I Essai historique; II Essai théologique. Paris, 1960, 1963. Enerzijds moet de theologie laten zien dat de apostolische traditie niet iets abstracts is, maar concreet bestaat in de verschillende tradities die zich binnen de Kerk ontwikkeld hebben. Anderzijds moet theologie bezien waarom sommige tradities kenmerkend zijn, niet voor de Kerk als geheel, maar alleen voor bepaalde religieuze ordes, plaatselijke kerken of historische perioden. Terwijl kritische bespreking van de apostolische traditie zelf ongepast is, moeten tradities altijd openstaan voor kritiek, zodat de ‘onafgebroken hervorming’ die de Kerk nodig heeft Scripture, Tradition and Traditions, in P.C. RODGER en Lukas VISCHER (eds.), The Fourth World Conference on Faith and Order: Montreal 1963, New York: Association Press, 1964, nr. 48, p. 52. Strikt genomen, zegt dit document, kan er ook onderscheid gemaakt worden tussen Traditie (met hoofdletter T) en traditie (met kleine letter t): Traditie is ‘het Evangelie zelf, overgeleverd van generatie naar generatie in en door de Kerk’, ‘Christus zelf, aanwezig in het leven van de Kerk’; en traditie is ‘het proces van overlevering’ (nr. 39, p. 50). kan plaatsvinden, en de Kerk zich voortdurend opnieuw kan vestigen op haar ene fundament, Jezus Christus. Deze vorm van kritiek wil vaststellen of een specifieke traditie inderdaad het geloof van de Kerk uitdrukt in een bepaalde plaats en tijd, en wil dienovereenkomstig versterking of correctie aanbrengen door contact met het levende geloof van alle plaatsen en tijden.
Trouw aan de apostolische traditie is een criterium van katholieke theologie. Deze trouw vraagt een houding die de verschillende getuigenissen en uitdrukkingen van de voortgaande apostolische traditie actief en met onderscheidingsvermogen tegemoet treedt. Het vergt studie van de heilige Schrift, van de liturgie, en van de geschriften van de kerkvaders en leraren van de Kerk, en aandacht voor het onderricht van het leergezag.