H. Paus Johannes Paulus II - 18 januari 1983
Eminenties,
excellenties,
dames,
heren,
Met een bijzondere vreugde ontvang ik vandaag voor de eerste keer en officieel de Pauselijke Raad voor de Cultuur. Allereerst wil ik de leden van de internationale raad danken, die ik onlangs heb benoemd en die zo voortvarend de uitnodiging hebben beantwoord om in Rome samen te komen om de richting en toekomstige werkzaamheden van de Pauselijke Raad voor de Cultuur te bespreken. Uw aanwezigheid in deze raad is een eer voor de kerk en hoopvol. Uw bekende naam op de zo verschillende gebieden van de cultuur, de wetenschappen, letteren, media, universiteiten en gewijde wetenschappen doet een vruchtbaar werk verwachten voor deze nieuwe raad welke ik besloot op te richten door me te laten inspireren door de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie.
Dit concilie heeft op dit gebied een nieuw dynanisme gegeven, vooral door de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965). Het is vandaag namelijk een zware taak de uiterste verscheidenheid van culturen, gewoonten, tradities en beschavingen te begrijpen. Op het eerste gezicht kan het lijken, dat de uitdaging onze krachten te boven gaat, maar is ze niet naar de maat van ons geloof en onze hoop? De kerk heeft op het concilie erkend, dat zich een dramatische kloof opende tussen de kerk en de cultuur. De moderne wereld wordt betoverd door haar veroveringen, wetenschappelijke en technische verwezenlijkingen. Maar zij geeft zich te dikwijls over aan ideologieën, aan normen van praktische ethiek, aan gedragingen, die in tegenspraak zijn met het evangelie of die tenminste rustig abstractie maken van de christelijke waarden.
In naam van het christelijk geloof heeft het concilie daarom de kerk als geheel betrokken om te luisteren naar de moderne mens, om hem te begrijpen en een nieuw soort dialoog te bedenken, welke haar in staat stelt de oorspronkelijkheid van de evangelische boodschap in het hart van de huidige mentaliteit over te brengen. Wij moeten derhalve de apostolische creativiteit en de profetische kracht van de eerste leerlingen terugvinden om de nieuwe culturen tegemoet te treden. Het woord van Christus zou in al zijn nieuwheid aan de jonge generaties moeten verschijnen, waarvan de gedragslijnen soms moeilijk te begrijpen zijn voor traditionele geesten, maar die verre van afgesloten zijn voor geestelijke waarden.
Verscheidene malen heb ik willen verklaren, dat de dialoog van de kerk en de culturen vandaag een levensbelang betekenen voor de toekomst van de kerk en de wereld. Het zij mij vergund aanhoudend terug te komen op twee voorname en elkaar aanvullende aspecten die beantwoorden aan twee niveaus waarop de kerk actief is: dat van de evangelisatie van de culturen en dat van de verdediging van de mens en zijn culturele ontwikkeling. Beide taken vereisen, dat de nieuwe wegen van de dialoog van de kerk met de culturen van onze tijd worden omschreven.
Voor de kerk is deze dialoog absoluut onontbeerlijk, want anders zou het evangelie een dode letter blijven. De heilige Paulus aarzelde niet te zeggen: 'Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!' Aan dit einde van de twintigste eeuw moet de kerk zich evenals in de tijd van de apostel, alles voor allen maken door zich met sympathie met de hedendaagse culturen te verenigen. Er moeten nog milieus en mentaliteiten, evenals landen en hele streken worden geëvangeliseerd, hetgeen een lang en moedig proces van inculturatie veronderstelt, opdat het Evangelie de ziel van de levende culturen doordringt en aan hun hoogste verwachtingen beantwoordt en hen doet groeien in de dimensie zelf van het christelijk geloof, de hoop en de liefde. De kerk heeft door haar missionarissen op alle continenten reeds een onvergelijkelijk werk volbracht, maar dit missiewerk is nooit af, want soms zijn de culturen nog maar oppervlakkig geraakt, en in ieder geval vragen ze een hernieuwde benadering, omdat ze zonder ophouden veranderen. Voegen wij er ook aan toe, dat dit edele woord missie thans ook wordt toegepast op oude beschavingen die door het christendom zijn getekend, maar die nu bedreigd worden door onverschilligheid, agnosticisme of zelfs ongeloof. Bovendien komen nieuwe cultuursectoren op met andere doelstellingen, werkwijzen en talen. De interculturele dialoog dringt zich daarom op aan de Christenen in alle landen.
Om doeltreffend te evangeliseren moet vastberaden een houding van uitwisseling en begrip worden aangenomen om met de culturele eigenheid van de volken, de etnische groepen en de verschillende sectoren van de moderne samenleving te sympathiseren. Anderzijds moet zodanig aan de toenadering tussen de culturen worden gewerkt, dat de universele waarden van de mens overal in een geest van broederschap en solidariteit worden aanvaard. Evangeliseren veronderstelt dus evenzeer de bijzondere culturele eigenheden doordringen, maar ook de uitwisseling van culturen bevorderen door ze te openen voor de waarden van de universaliteit, en ik zou zelfs zeggen van de katholiciteit.
Nadenkend over deze zware verantwoordelijkheid heb ik de Pauselijke Raad voor de Cultuur willen oprichten om aan heel de kerk een krachtig aanzet te geven en alle verantwoordelijken, alle gelovigen bewust te maken van de plicht, welke op ons allen rust, om naar de moderne mens te luisteren, niet om alle gedragingen goed te keuren, maar om allereerst zijn verwachtingen en verborgen verlangens te ontdekken. Ziedaar waarom ik de bisschoppen, hen die belast zijn met de verschillende diensten van de Heilige Stoel, de katholieke internationale organisaties, de universiteiten, alle mensen van geloof en cultuur, heb uitgenodigd zich met overtuiging te betrekken bij de dialoog van de culturen om er het heilswoord van het evangelie te brengen.
Wij moeten bovendien bedenken, dat de Christenen in deze dynamische verhouding van de kerk en de hedendaagse wereld veel te ontvangen hebben. Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie heeft op dit punt gewezen en het is goed eraan te herinneren. De kerk wordt grotelijks verrijkt door de verworvenheden van zovele beschavingen. De eeuwenoude ervaring van zoveel volkeren, de vooruitgang van de wetenschap, de verborgen schatten van de verschillende culturen waardoor de natuur van de mens vollediger aan het licht komt en nieuwe wegen voor de waarheid worden geopend, dit alles is voor de kerk ongetwijfeld een voordeel, zoals het concilie heeft erkend. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 44 En deze verrijking zet zich voort. Denken we namelijk aan de resultaten van de wetenschappelijke onderzoekingen voor een betere kennis van het heelal, voor een verdieping van het mysterie van de mens, denken we aan de weldaden die de nieuwe middelen van communicatie en ontmoeting tussen de mensen aan de samenleving en de kerk kunnen verschaffen, het vermogen ontelbare economische en culturele goederen te produceren en vooral om de opvoeding van de massa's te bevorderen en de ziekten te genezen, die vroeger ongeneeslijk werden geacht. Wat een bewonderenswaardige verwezenlijkingen! Dit alles strekt de mens tot eer. En dit alles is grotelijks ten goede gekomen aan de kerk zelf in haar leven, haar organisatie, haar arbeid en eigen werk. Het is dus normaal, dat het volk van God, solidair met de wereld waarin het leeft, de ontdekkingen en verwezenlijkingen van onze tijdgenoten erkent en er in heel de mate van het mogelijke aan deelneemt, opdat de mens zelf zou groeien en zich volledig zou ontwikkelen. Dit veronderstelt een groot aanvaardings- en bewonderingsvermogen, maar ook een helder onderscheidingsvermogen. En ik wil nu op dit laatste punt aandringen.
Terwijl ons geloof erop aandringt te evangeliseren, inspireert het ons de mens om zichzelf lief te hebben. Want de mens moet vandaag meer dan ooit worden verdedigd tegen de dreigingen, die op onze ontwikkeling drukken. De liefde welke wij uit de bronnen van het evangelie putten, in het spoor van het mysterie van de menswording van het Woord, brengen er ons toe te verkondigen, dat de mens eer en liefde verdient om zichzelf en in zijn waardigheid moet worden geëerbiedigd. Zo moeten de broeders weer leren met elkaar te spreken als broeders, elkaar te eerbiedigen, elkaar te begrijpen, opdat de mens zelf zou kunnen overleven en groeien in waardigheid, vrijheid en eer. Naar mate zij de dialoog van de culturen verstikt, werkt de moderne wereld conflicten af, die gevaar lopen dodelijk te zijn voor de toekomst van de menselijke beschaving. Boven vooroordelen en culturele barrières, scheidingen van ras, taal, godsdienst en ideologie, moeten de mensen elkaar als broeders en zusters ontmoeten en elkaar aanvaarden in hun verschillen.
Het gebrek aan overleg tussen de mensen doet hun dus een fataal gevaar lopen. Maar de mens wordt eveneens bedreigd in zijn biologisch bestaan, door de onherstelbare beschadiging van het milieu, door het gevaar van genetische manipulaties, door de aanvallen op het ontluikende leven, door de foltering welke in onze dagen nog zwaar heerst. Onze liefde voor de mens moet ons de moed geven opvattingen aan te klagen, die het menselijk wezen tot een ding herleiden, dat men willekeurig naar zijn hand kan zetten, vernederen of wegruimen.
De mens wordt ook verraderlijk bedreigd in zijn morele bestaan, want hij wordt onderworpen aan hedonistische stromingen die zijn instincten opzwepen en hem betoveren door de illusies van een consumptie zonder onderscheid. De publieke opinie wordt gemanipuleerd door de bedrieglijke suggesties van een machtige publiciteit waarvan de eenzijdige waarden ons kritisch en waakzaam zouden moeten maken.
Bovendien wordt de mens in onze dagen vernederd door de economische systemen die hele gemeenschappen uitbuiten. De mens is daarenboven het slachtoffer van bepaalde politieke of ideologische regimes die de ziel van de volken gevangen houden. Als christenen mogen wij niet zwijgen en moeten wij deze culturele onderdrukking aanklagen, die personen en etnische groepen verhindert zichzelf te zijn overeenkomstig hun diepe roeping. Door deze culturele waarden leeft de mens individueel of gezamenlijk een werkelijk menselijk leven en men kan niet dulden, dat zijn bestaansredenen zouden worden vernietigd. De geschiedenis zal voor onze tijd streng zijn naar mate deze beestachtig in zoveel streken van de wereld de culturen verstikt, verminkt en onderwerpt.
In deze zin heb ik voor de UNESCO, voor de bijeenkomst van alle naties, verkondigd wat ik me veroorloof vandaag voor u te herhalen: 'Men moet de mens om zichzelf verklaren, en niet om enig ander motief of reden: alleen om zichzelf. Men moet de mens veeleer beminnen omdat hij mens is, men moet de liefde voor de mens eisen wegens de bijzondere waardigheid die hij bezit. Het geheel van verklaringen betreffende de mens maakt deel uit van het wezen zelf van de boodschap van Christus en de zending van de kerk ondanks alles wat kritische geesten in deze zaken hebben mogen verklaren en alles wat de tegenovergestelde stromingen van de godsdienst in het algemeen en van het christendom in het bijzonder hebben kunnen doen.' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 'United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization' (UNESCO), Parijs, De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur (2 juni 1980), 10 Deze boodschap is fundamenteel opdat het werk van de kerk in de huidige wereld mogelijk zou worden gemaakt. Ziedaar waarom ik aan het eind van de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979) schreef, dat 'de mens de 'weg' van het dagelijks leven van de kerk is, en steeds opnieuw wordt.' H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 21 Ja, de mens is 'de weg van de kerk', want hoe zou men hem de woorden van leven en waarheid kunnen verkondigen zonder dit respect voor de mens en zijn waardigheid?
De Pauselijke Raad voor de Cultuur moet dus zijn eigen werk vervolgen door ons te herinneren aan deze twee oriëntatiebeginselen - evangelisatie van de culturen en verdediging van de mens. Enerzijds wordt vereist, dat de evangelieprediker zich vertrouwd maakt met de sociaal-culturele milieus waarin hij het woord van God moet verkondigen; bovendien is het evangelie een cultuurgist in de mate het zich bij de mens voegt in zijn manier van denken, zich gedragen, werken, zich ontspannen, dat wil zeggen in zijn bijzondere culturele aard. Anderzijds geeft ons geloof ons een vertrouwen in de mens - in de mens die geschapen is naar het beeld van God en vrijgekocht door Christus - die wij willen verdedigen en liefhebben om zichzelf, daar we ons bewust zijn, dat hij slechts mens is door zijn cultuur, dat wil zeggen door zijn vrijheid algeheel te groeien en met al zijn bijzondere vermogens. Uw taak is moeilijk maar schitterend. Gezamenlijk moet u ertoe bijdragen de nieuwe wegen voor de dialoog van de kerk met de wereld van deze tijd te banen. Hoe moeten we tot het hart en het verstand van de moderne mens spreken om hem het woord van heil te verkondigen? Hoe kunnen we onze tijdgenoten gevoelig maken voor de eigen waarde van de menselijke persoon, de waardigheid van ieder individu, de verborgen rijkdom in elke cultuur? Uw taak is omvangrijk, omdat u de kerk moet helpen schepster van cultuur te worden in haar betrekking tot de moderne wereld. Wij zouden ontrouw zijn aan onze zending de huidige generaties te evangeliseren, als wij de christenen onkundig lieten over de nieuwe culturen. Wij zouden eveneens ontrouw zijn aan de liefde die ons moet bezielen, wanneer wij niet zouden zien waardoor de mens vandaag wordt bedreigd in zijn menszijn en wanneer wij niet door onze woorden en daden de noodzaak zouden verkondigen de mens als individu en als gemeenschap te verdedigen, en hem te redden van onderdrukkingen die hem tot slaaf maken en hem vernederen.
Bij uw werk bent u uitgenodigd samen te werken met alle mensen van goede wil. U zult ontdekken, dat de geest van het goede mysterievol werkzaam is in zovelen van onze tijdgenoten, zelfs in sommigen van hen die zich niet op enige godsdienst beroepen, maar die eerlijk hun menselijke roeping met moed trachten te volbrengen. Denken we aan zovele vaders en moeders van gezinnen, aan zovele opvoeders, studenten, arbeiders die zich beijveren voor hun taak, aan zovele mannen en vrouwen die zich aan de zaak van de vrede, het algemeen welzijn, de rechtvaardigheid en de internationale samenwerking wijden. Denken we ook aan al die zoekers die zich met volharding en morele gestrengheid aan hun nuttige taken voor de samenleving wijden, aan dorstende kunstenaars en scheppers van schoonheid. Aarzelt niet in dialoog te treden met al deze personen van goede wil, van wie velen misschien heimelijk hopen op het getuigenis en de steun van de kerk om de ware vooruitgang van de mens beter te verdedigen en te bevorderen.
Ik dank u hartelijk, dat u met ons bent komen werken. In naam van de kerk rekent de paus zeer op u, want zoals ik in de brief zei waarmee ik hem oprichtte, moet uw raad 'regelmatig aan de Heilige Stoel de weerklank van de grote culturele aspiraties van de hedendaagse wereld overbrengen, de verwachtingen van de hedendaagse beschavingen verdiepen en de nieuwe wegen van de culturele dialoog zorgvuldig onderzoeken.' H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is (20 mei 1982) Uw raad moet voor alles een getuigeniswaarde hebben. U moet voor de christenen en de wereld het grote belang laten zien, dat de kerk hecht aan de vooruitgang van de cultuur en de vruchtbare dialoog van de culturen evenals hun weldadige ontmoeting met het evangelie. Uw taak kan niet eens en voor altijd en bij voorbaat worden bepaald; de ervaring moet u de handelwijzen leren die het meest doeltreffend en het best aangepast zijn aan de omstandigheden. Blijft in regelmatig contact met het uitvoerend bestuur van de raad - welke ik gelukwens en aanmoedig - door deel te nemen aan zijn actie en zijn onderzoekingen, door het uw initiatieven voor te leggen en door het in te lichten over uw ervaringen. Duidelijk wordt de raad voor de cultuur gevraagd zijn actie uit te oefenen in de vorm van een dialoog, aansporing, getuigenis en onderzoek. Daarin ligt een bijzonder vruchtbare manier voor de kerk om aanwezig te zijn voor de wereld om haar de altijd nieuwe boodschap van Christus, de Verlosser, te openbaren.
Bij het naderen van het jubileum van de verlossing bid ik Christus u te inspireren, u bij te staan, opdat uw werk zijn heilswerk dient overeenkomstig zijn plan. En u bij voorbaat dankend voor uw medewerking zegen ik u van ganser harte in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.