William Kardinaal Levada - 6 februari 2012
Deze voordracht, gehouden tijdens het symposium “Naar Genezing en Vernieuwing” voor katholieke bisschopen en religieuze oversten over het seksueel misbruik van minderjarigen, is geen formele uiting van het kerkelijk leergezag, maar vanwege het belang van de tekst en de toelichting op de formele documenten over dit onderwerp, wordt deze tekst aangeboden op deze site.
“Naar Genezing en Vernieuwing” is de titel van dit symposium voor katholieke bisschoppen en religieuze oversten over het seksueel misbruik van minderjarigen. Voor de kerkleiders voor wie dit symposium is voorbereid, is de kwestie zowel gevoelig als urgent. Slechts twee jaar geleden, in zijn overweging over het ‘Jaar van de Priester’, tijdens de jaarlijkse kerstgroet aan de Romeinse Curie, sprak Paus Benedictus XVI direct en langdurig over priesters die ”het Sacrament (van de Priesterwijding) in zijn tegendeel hebben laten verkeren, die mensen in hun kindsheid – onder de dekmantel van het Heilige – ten diepste hebben stukgemaakt en beschadigd voor de rest van hun leven.” Paus Benedictus XVI, Toespraak, Sala Regia, Vaticaan, Uitwisseling van Kerstgroeten met Kardinalen, leden van de Romeinse Curie en het Gouvernement (20 dec 2010), 3 Ik heb deze uitspraak gekozen als begin van mijn opmerkingen vanavond, omdat ik denk dat het belangrijk is om de ernst van deze misdaden niet uit het oog te verliezen terwijl wij omgaan met de verschillende aspecten van het antwoord van de Kerk.
Aan het begin van mijn presentatie wil ik een woord van dank wijden aan de Pauselijke Universiteit "Gregoriana" voor dit initiatief. Zelfs diegenen onder ons die al decennia lang met deze kwestie worstelen erkennen dat we nog steeds leren en elkaar moeten helpen de beste manieren te vinden om slachtoffers te helpen, kinderen te beschermen, en de priesters te vormen om zich bewust te zijn van deze gesel en het uit het priesterschap te elimineren. Ik hoop dat dit symposium een belangrijke bijdrage kan leveren aan dit doel. Ik dank in het bijzonder Francois-Xavier Dumortier, S.J., de rector van de universiteit en Hans Zollner, S.J. en zijn team voor het samen organiseren van deze dagen.
Zoals het programma van het symposium aangeeft, is de titel van mijn presentatie “Het seksuele misbruik van minderjarigen: een meervoudige reactie op de uitdaging.” Om redenen die ik zal noemen, heb ik als mijn middel om vorm te geven aan deze reactie een aantal commentaren gekozen op de “Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011)” van de Congregatie voor de Geloofsleer, die vorig jaar aan alle Bisschoppenconferenties ter wereld is gezonden, om hen te helpen in het vormen van richtlijnen voor de omgang met seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken. Om deze Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) in een context te plaatsen zal ik verwijzen naar de belangrijke Motu Proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001), uitgevaardigd door de Zalige Paus Johannes Paulus II op 30 april 2001. Dit pauselijke document verhelderd de lijst van kerkelijke misdaden die traditiegetrouw door de Congregatie voor de Geloofsleer zijn behandeld (klassieke voorbeelden zouden misdaden tegen het geloof zijn, te weten, ketterij, geloofsafval en schisma; maar ook de meeste ernstige misdaden, of graviora delicta, tegen de Sacramenten, zoals het ontheiligen van de geconsacreerde Hostie of het breken van het zegel van de Biecht), en werkt deze bij. Hieronder waren misdaden die van doen hadden met het uitlokken tijdens de Biecht, en Paus Johannes Paulus voegde expliciet onder deze ernstige misdaden het seksuele misbruik van minderjarigen door clerici. Het H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001) vereiste zo dat alle zaken waar seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken bij voorkwam aan de Congregatie werden gemeld, voor begeleiding en coördinatie van een rechtvaardige reactie van de kant van de Kerkelijke autoriteiten.
Onder de zorgvuldige leiding van de toenmalige prefect, Kardinaal Ratzinger, kon de Heilige Stoel een gecoördineerde reactie verzekeren op het toenemende aantal meldingen van zulk seksueel misbruik, en effectief omgaan me de kerkrechtelijke zaken die hier betrekking op hadden, waaronder beroep tegen beslissingen van bisschoppen en hoogste oversten. Toen de storm van meldingen in de media van seksueel misbruik begon, eind 2001 en 2002, de Amerikaanse bisschoppen aanzettend om hun Charter for the Protection of Children and Young Adults aan te nemen, kon een commissie van bisschoppen de Essentiële Normen ontwikkelen die, na erkenning te hebben gekregen van de Heilige Stoel, een bindende aanvullende regelgeving werd voor de Amerikaanse bisschoppen, evenals een grote steun door ons te begeleiden in het behandelen van grote aantallen van oude zaken die boven water kwamen als gevolg van de publiciteit in de media. Ik wil mijn persoonlijke dank betuigen aan Paus Benedictus, die, als toenmalige prefect, zo instrumentaal was in het toepassen van deze nieuwe normen voor het welzijn van de Kerk, en voor zijn steun in het goedkeuren van de Essentiële Normen voor de Verenigde Staten. Maar de paus heeft in de afgelopen jaren aanvallen door de media in verschillende delen van de wereld moeten ondergaan, terwijl hij de dankbaarheid van ons allen, binnen en buiten de Kerk, had moeten ontvangen.
Met de explosie aan media-aandacht voor het seksueel misbruik van minderjarigen, gepleegd door geestelijken in de Katholieke Kerk, in het bijzonder maar niet alleen in de Verenigde Staten van Amerika, was de Congregatie voor de Geloofsleer, onder de vaste leiding van Kardinaal Joseph Ratzinger, getuige van een dramatische toename in het aantal gemelde zaken; met deze meldingen ontdekte het de vele en complexe kwesties die te maken hebben met de misdaad van het seksueel misbruiken van minderjarigen door geestelijken. De meer dan 4000 meldingen van seksueel misbruik van minderjarigen die bij de Congregatie voor de Geloofsleer binnen kwamen in de afgelopen tien jaar hebben, aan de ene kant, de ontoereikendheid van een exclusief kerkrechtelijke reactie op deze tragedie laten zien, en aan de andere kant, de noodzaak van een werkelijk meervoudige reactie. Hoewel de eerste verantwoordelijkheid van de Congregatie de toepassing van rechtvaardige normen in het disciplineren van schuldige geestelijken is, heeft het zich noodzakelijkerwijs de uitgebreide blik op hoe het best te helpen in de genezing van slachtoffers, op het bevorderen van pogramma’s ter bescherming van kinderen en jongeren, op het aansporen van bisschoppen om te zorgen voor de educatie van geloofsgemeenschappen over hun verantwoordelijkheid voor hun jongeren, en op het werken met andere dicasterieën van de Heilige Stoel en Bisschoppenconferenties om de juiste vorming van de priesters van vandaag en van de toekomst, in de verschillende aspecten die van doen hebben met de kwestie van seksueel misbruik van minderjarigen, te verzekeren, eigen gemaakt.
Negen jaar na de introductie van H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001), en in het licht van haar ervaring met de duizenden zaken uit verschillende delen van de wereld, presenteerde de Congregatie voor de Geloofsleer een aantal voorgestelde aanpassingen aan de wetgeving die was aangenomen in 2001 aan de Heilige Vader. Terwijl de hoofdlijnen van H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001) van kracht blijven, zijn sommige inhoudelijke en procedurele normen aangepast, in een poging de wet beter in staat te stellen om te gaan met de complexiteiten van deze zaken. Paus Benedictus XVI stemde in en gaf opdracht tot de publicatie van de Congregatie voor de Geloofsleer
Normae de gravioribus delictis
(21 mei 2010) op 21 mei 2010.
Een aantal van de belangrijkste aanpassingen aan de voorgaande wetgeving hebben betrekkingen op een samenvoegen van handelingen die al eerder erkend en goedgekeurd werden door Pausen Johannes Paulus en Benedictus, zoals het recht om af te zien van het verjaren van misdaden; de mogelijkheid af te zien van een proces ten faveure van een administratieve afhandeling in zaken waarin de feiten duidelijk leken; de mogelijkheid om zaken direct aan de Heilige Vader voor te leggen, voor het verwijderen uit de geestelijke staat in extreem ernstige zaken; het toevoegen van de misdaad van het bezitten en/of verspreiden van kinderporno (aangaande minderjarigen van 14 jaar of jonger); en andere toespitsingen aangaande misdaden tegen de Eucharistie en het sacrament van de Biecht, evenals misdaden tegen het Sacrament van de Wijding.
De ervaringen van de Congregatie in het afgelopen decennium gaven ook aan dat de tijd gekomen was om ervoor te zorgen dat kerkelijke autoriteiten over de hele wereld voorbereid waren om op gepaste wijze te reageren op de crisis van het seksueel misbruik van minderjarigen. Vele Bisschoppenconferenties hadden al richtlijnen opgesteld, sommige zelfs normen, om een eenvormige reactie op dit complexe probleem te geven in hun nationale gebieden; als voorbeeld kan ik in Noord-Amerika Canada en de Verenigde Staten noemen, Brazilië in Zuid-Amerika, Groot-Brittannië en Ierland, Duitsland, België en Frankrijk in Europa, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland op het zuidelijk halfrond. Maar in vele gevallen kwam zo’n reactie pas in de nasleep van de onthulling van het schandalige gedrag van priesters in de media. Wat in de toekomst nuttig lijkt is een proactievere houding van de Bisschoppenconferenties in de wereld. Hoe kan dit gedaan worden?
In een poging de wereldkerk te helpen gepaste maatregelen te treffen in het licht van een brede aanpak van het seksuele misbruik van minderjarigen, hetzij door geestelijken, hetzij door anderen die handelen in naam van de Kerk, heeft de Congregatie voor de Geloofsleer een Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) opgesteld om Bisschoppenconferenties te helpen in het vormen van Richtlijnen voor de omgang met misbruikzaken van minderjarigen door geestelijken. Deze Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011), gedateerd op 3 mei 2011, nodigt alle Bisschoppenconferenties van de wereld uit om de verschillende aspecten van deze kwestie te behandelen: zij moeten verdiende aandacht besteden aan de kerkrechtelijke discipline van de geestelijkheid die schuldig zijn aan zulke misdaden; zij moeten normen hebben om de geschiktheid van geestelijken en anderen die in kerkelijke instanties en instituten werken te evalueren; zij moeten toezicht houden op educatieprogramma’s voor gezinnen en Kerkgemeenschappen om de bescherming van kinderen en jongeren tegen de misdaad van seksueel misbruik in de toekomst te verzekeren; en zij moeten herders en vaders zijn voor elk slachtoffer van seksueel misbruik in hun kudde die hen om genezing of hulp vraagt.
De Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) is verdeeld in drie secties: ten eerste, een aantal algemene overwegingen; ten tweede, een samenvatting van de toepasselijke kerkelijke wetgeving; en ten derde, een aantal voorstellen voor bisschoppen over te volgen procedures. Elk deel van de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) stelt een te overwegen veld voor, om Bisschoppenconferenties te helpen eenvormige richtlijnen te bieden aan diocesane bisschopsleden van de Conferentie, en voor hoogste oversten van religieuzen die in het gebied van de Conferentie resideren, in hun reactie op misbruikzaken door geestelijken, en in het nemen van de nodige stappen om zulk misbruik uit Kerk en maatschappij te verwijderen. Het Kerkrecht is duidelijk over de verantwoordelijkheid van diocesane bisschoppen en hen die een vergelijkbare territoriale of persoonlijke jurisdictie genieten, en van hoogste oversten van religieuze congregaties, voor de mensen onder hen in de kwestie van beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken. De rol van de Bisschoppenconferentie is tweeledig: het moet hulp bieden aan de diocesane bisschopsleden van de Conferentie in het uitoefenen van hun verantwoordelijkheid, en het moet een effectief en eenvormig antwoord geven op de misbruikcrisis dat als zodanig herkend kan worden door de christengelovigen, door leden van de bredere maatschappij, en door de burgerautoriteiten die de verantwoordelijkheid hebben het openbaar welzijn te beschermen in overeenstemming met de regels van de wet.
Over dit punt wil ik heel duidelijk zijn. De Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) aan de Bisschoppenconferenties houdt geen verplaatsing van autoriteit of verantwoordelijkheid van diocesane bisschoppen of religieuze oversten naar de Conferentie in. Tegelijkertijd beschouwt de Congregatie het als een plicht voor bisschoppen en religieuze hoogste oversten om deel te nemen aan de ontwikkeling van deze richtlijnen, en ze te onderhouden voor het welzijn van de Kerk zodra ze zijn goedgekeurd door de Congregatie voor de Geloofsleer. Geen bisschop of hoogste overste mag zichzelf uitgesloten achten van deze medewerking.
Ik begrijp dat andere sprekers op dit symposium zullen spreken over de belangrijke aspecten van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), en in het bijzonder de motu proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001). Daarom wil ik mij concentreren op het eerste deel van de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011), de algemene overwegingen, omdat we, naar mijn mening, in dit deel het beste een overzicht vinden van de ‘meervoudige reactie’ van de Kerk op de uitdaging van het seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken.
De eerste algemene overweging in de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) gaat over de slachtoffers van seksueel misbruik. Voor veel, zo niet de meeste, slachtoffers is een eerste noodzaak gehoord te worden, te weten dat de Kerk luistert naar hun verhalen van misbruik, dat de Kerk de ernst van wat zij hebben geleden begrijpt, dat ze hen wil begeleiden op de vaak lange weg naar genezing, en dat ze bereidt is effectieve stappen te zetten, of deze al gezet heeft, om te verzekeren dat andere kinderen beschermd zullen worden tegen zulk misbruik. In zijn toespraak tot de bisschoppen van de Verenigde Staten (16 april 2008) in de National Schrijn van de Onbevlekte Ontvangenis in Washington, D.C., herinnerde Paus Benedictus XVI hen aan het volgende: “Het is uw van God gegeven verantwoordelijkheid als herders om de wonden te verbinden die door een vertrouwensbreuk geslagen zijn, om genezing en verzoening te bevorderen en hen die op zo’n ernstige manier beschadigd zijn, met liefdevolle zorg te omringen.” Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de Bisschoppen van de Verenigde Staten van Amerika in de Basiliek van de Nationale Schrijn van de Onbevlekte Ontvangenis, Washington, "De mensen van dit land zijn bekend om hun grote vitaliteit en creativiteit" (16 apr 2008), 11
Onze Heilige Vader heeft persoonlijk een voorbeeld gegeven van het belang om naar slachtoffers te luisteren, tijdens zijn vele pastorale reizen, in Groot-Brittannië, in Malta, in Duitsland, in Australië, evenals in de Verenigde Staten. Ik denk dat het vrijwel onmogelijk is om het belang van dit voorbeeld voor ons bisschoppen, en voor ons priesters, om beschikbaar te zijn voor slachtoffers op dit belangrijke moment in hun genezing en verzoening, te overschatten. Zij werden immers misbruikt door de handen van een gewijde vertegenwoordiger van de Kerk. Het is dus niet verwonderlijk dat zij ons vertellen hoe belangrijk het voor hen is dat de Kerk, nu weer door haar gewijde vertegenwoordigers, hun hoort, hun lijden erkent, en hen helpt het gelaat van Christus’ ware medeleven en liefde te zien.
Laten we nog eens luisteren naar de woorden van onze eerste herder Paus Benedictus in zijn Paus Benedictus XVI - Brief
Aan de Katholieken van Ierland
Over de gevallen van seksuele misbruik van kinderen
(19 maart 2010), sprekend tot de slachtoffers van seksueel misbruik: “U hebt zwaar geleden en ik heb waarlijk spijt. Ik weet dat niets het kwaad dat u hebt doorgemaakt ongedaan kan maken. Uw vertrouwen is verraden en uw waardigheid geschonden.” Paus Benedictus XVI, Brief, Over de gevallen van seksuele misbruik van kinderen, Aan de Katholieken van Ierland (19 mrt 2010), 6 Het diepgaande medeleven in deze woorden zou de harten van ieder van ons bisschoppen en priesters moeten aanvuren als wij – zoals Christus onze Goede Herder – de gewonden opzoeken en hen verzekeren dat we de diepte van het verraad dat zij hebben geleden zijn begonnen te herkennen. Bovendien, samen met de bereidheid om de slachtoffers te horen spreken over de pijn veroorzaakt door het seksueel misbruik dat zij hebben geleden, komt de plicht om hen de nodige geestelijke en psychologische hulp te bieden.
De tweede algemene overweging die genoemd word in de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) heeft als titel “bescherming van minderjarigen.” In sommige landen zijn er al programma’s ontwikkeld door de plaatselijke kerkelijke autoriteiten, in een poging een “veilige omgeving” voor minderjarigen te creëren. Onder deze pogingen zijn het screenen en onderwijzen van diegenen die pastoraal werk doen in de Kerk, op scholen en in parochies, in jongerenwerk en recreatieve programma’s, in het bijzonder door trainingen aan te bieden om tekenen van misbruik te herkennen. De hoop van zulke trainingsprogramma’s voor geestelijken en leken is natuurlijk dat, door toegenomen bewustzijn van het probleem, toekomstig misbruik voorkomen kan worden. Veel programma’s die in de Kerk zijn opgezet voor het creëren van een “veilige omgevingen” voor kinderen zijn geprezen als “modellen in de toewijding om seksueel misbruik van minderjarigen in de moderne maatschappij uit te bannen.”
Een gevoeliger, maar niet belangrijk, onderdeel van de pastorale handreiking is de educatie over seksueel misbruik in de maatschappij als geheel van ouders en kinderen zelf. Hier zullen de culturele verschillen van bijzonder belang zijn. Bisschoppenconferenties die de noodzaken van zulke bewustwordingsprogramma’s beginnen te verkennen kunnen geholpen zijn door de ervaring van hen die al begonnen zijn met zulke handreikingen. Terwijl onze Congregatie het antwoord op de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) op dit gebied evalueert, is het mijn hoop dat we het communicatienetwerk van het Vaticaan kunnen gebruiken om een uitwisselingscentrum te bieden voor informatie over zulke programma’s, om de Kerk in die delen van de wereld waar de middelen minder voor handen zijn te helpen.
Iedereen van ons is zich bewust van het belang van het verzekeren van een goede vorming voor priesters en religieuzen. Dit is de derde algemene overweging die word genoemd in de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011). In 2002 verklaarde de Zalige Paus Johannes Paulus II: “Er is geen plaats in het priesterschap en het religieuze leven voor zij die de jongeren kwaad willen doen” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de kardinalen van de Verenigde Staten (23 apr 2002), 3. Deze stevige uitspraak herinnert bisschoppen en hoogste oversten van religieuze ordes aan de noodzaak om een nog groter toezicht te houden op de aanname van kandidaten voor het priesterschap en het religieuze leven, evenals het aanbieden van vormingsprogramma’s die de noodzakelijke menselijke vorming bieden, waaronder de juiste vorming in menselijke seksualiteit. Hier wil ik een aantal regels uit de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) over dit punt citeren: “De desbetreffende aanwijzingen in de postsynodale apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Pastores Dabo Vobis
Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
(25 maart 1992), evenals de instructies van de bevoegde dicasteries van de Heilige Stoel richten in toenemende mate de blik op het belang van een juiste verduidelijking van wat roeping betekent en een gezonde menselijke en geestelijke vorming van de kandidaten. Daarbij gaat het in het bijzonder erom dat de kandidaten de kuisheid en het celibaat van de clerici, evenals hun verantwoordelijkheid in het geestelijk vaderschap hoogachten.” Congregatie voor de Geloofsleer, Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici (3 mei 2011), 3
De Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) onderstreept ook een belangrijke noodzaak voor waakzaamheid als het vraagt dat “er bijzonder belang wordt gehecht aan de vereiste uitwisseling van informatie; vooral in verband met de kandidaten voor het priesterambt of lidmaatschap van een orde die overgaan van het ene seminarie naar het andere, van het ene bisdom naar het andere of van een orde naar een bisdom.” Congregatie voor de Geloofsleer, Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici (3 mei 2011), 3 Ik kan daaraan toevoegen dat de internationale dimensie van zulke overplaatsingen duidelijk toeneemt, een feit dat vraagt om heldere richtlijnen van Bisschoppenconferenties en religieuze ordes die zorgvuldig door allen worden nageleefd voor het welzijn van de Kerk.
De vierde algemene overweging in de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) gaat rechtstreeks over de geestelijkheid. De bisschop heeft altijd “de plicht al zijn priesters als een vader en broeder te behandelen.” Als een uitdrukking van zijn vaderlijke en broederlijke zorg voor al zijn priesters moet de bisschop programma’s van voortgaande vorming aanbieden, in het bijzonder in de eerste jaren van het priesterschap. Als een vader moet de bisschop zorg dragen voor het gebedsleven van zijn priesters, hen aanmoedigen elkaar als broeders te ondersteunen en samen te werken in de zorg voor elkaar, elkaar oproepend tot een heiliger en meer perfecte dienst aan de kudde van Christus.
Naast voortdurende educatie en het geestelijk steunen van zijn priesters heeft de bisschop de verantwoordelijkheid om gepaste materiële steun aan zijn priesters te bieden, inclusief priesters die beschuldigd of schuldig bevonden zijn aan seksueel misbruik, in overeenstemming met het Kerkrecht. Hoewel een bisschop het werk van een beschuldigde geestelijke kan en mag beperken, zoals gerechtvaardigd door omstandigheden, zelfs gedurende het vooronderzoek Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1722 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Normae de gravioribus delictis (21 mei 2010), 19, heeft hij als een vader een broeder ook de plicht om de goede naam van zijn priesters te beschermen, en moet hij al het haalbare doen om de reputatie van een geestelijke die onjuist beschuldigd is te rehabiliteren.
De laatste algemene overweging in de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) gaat over de samenwerking met de burgerautoriteiten. Zeker niet minder belangrijk dan elk van de andere delen, de samenwerking van de Kerk met de burgerautoriteiten is in deze zaken een erkenning van de fundamentele waarheid dat het seksueel misbruik van minderjarigen niet alleen in het Kerkrecht een misdaad is, maar ook een misdaad die wetten breekt in de meest burgerlijke rechtsgebieden. Omdat de burgerwetgeving van land tot land verschilt, en de interactie tussen vertegenwoordigers van de Kerk en burgerautoriteiten in het ene land anders kan zijn dan in het andere, zal de manier waarop deze samenwerking plaatsvindt noodzakelijkerwijs ook in verschillende landen anders zijn. Het principe, echter, moet hetzelfde zijn. De Kerk heeft een plicht om mee te werken met de vereisten van de burgerlijke wetgeving wat betreft het melden van zulke misdaden aan de juiste autoriteiten. Deze samenwerking omvat natuurlijk ook beschuldigingen van seksueel misbruik door religieuzen of leken die werken of vrijwilliger zijn in Kerkinstanties en – instellingen. Wat dit betreft moeten Kerkvertegenwoordigers elk compromis voor het interne sacramentele forum, dat onschendbaar moet blijven, ontwijken.
Naast deze algemene overwegingen bied de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) een samenvatting van de Kerkrechtelijke normen die moeten worden toegepast in zaken van seksueel misbruik van minderjarigen, evenals voorstellen voor te volgen procedures, gebaseerd op de ervaring van de Congregatie in het omgaan van deze zaken in de afgelopen tien jaar. Deze delen van de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) kunnen beschouwd worden als het ‘juridische’ aspect van de “meervoudige reactie” van de Kerk op de uitdaging van het seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken.
De reis “Naar Genezing en Vernieuwing” is er één die de hele Kerk samen moet maken, altijd overtuigd van de macht van God: “Hij heelt hun hart, dat gebroken is, Hij verbindt hun wonden” (Ps. 147, 3). Onze Heilige Vader, Paus Benedictus XVI, bad, in zijn ontmoeting met de slachtoffers van seksueel misbruik in Malta, niet voor een algemene genezing en verzoening van slachtoffers, maar één die hen, en de hele Kerk, zou leiden “naar een hernieuwde hoop.”
Ik hoop dat mijn opmerkingen vanavond een kleine bijdrage mogen zijn aan deze hernieuwde hoop, voor zover zij de aandacht vestigen op concrete stappen, genomen door een Kerk die “katholiek” – universeel – heet, in een poging de verschillende facetten van de uitdaging van het seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken te bespreken. Het is de moeite waard te herhalen dat de misbruikers een minieme minderheid vormen in een gelovige, toegewijde geestelijkheid. Toch heeft deze kleine minderheid veel schade berokkent aan de slachtoffers, en aan de missie van de Kerk om de liefde van Christus in de wereld van vandaag te brengen.
Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat de stappen die nu gezet worden, vertegenwoordigd door de motu proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001) en door de Congregatie voor de Geloofsleer
Rondzendbrief om de bisschoppenconferenties te helpen richtlijnen op te stellen voor de behandeling van gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door clerici
(3 mei 2011) van de Congregatie, samen met de ontelbare plaatselijke initiatieven die genomen worden als antwoord op de uitdaging van het seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken, ons zullen helpen om op vele vruchtbare wijzen te blijven reageren om de wonden van het verleden te helen, en onze toewijding aan een toekomst vol hoop, zoals onze genadige God heeft beloofd, te hernieuwen. Dank u voor het initiatief van dit symposium “Naar Genezing en Vernieuwing”: moge het een voorbeeld zijn voor toekomstige studies die ons kunnen helpen te doen wat we als Kerk moeten doen. Moge het ook een bron van ervaring en hoop zijn voor hen die de gesel van seksueel misbruik van minderjarigen uit de maatschappij als geheel willen bannen.