Paus Benedictus XVI - 14 september 2012
Na deze overwegingen over de gezamenlijke waarde en roeping van man en vrouw in het huwelijk gaan mijn gedachten heel in het bijzonder uit naar de vrouwen in het Midden-Oosten. Het eerste scheppingsverhaal toont ons de ontologische gelijkheid van man en vrouw. Vgl. Gen. 1, 27-29 Deze gelijkheid is door de gevolgen van de zonde verstoord. Vgl. Gen. 3, 16 Vgl. Mt. 19, 4 Het overwinnen van deze erfenis, die een gevolg van de zonde is, is voor elke mens, man of vrouw, een plicht. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 10 Ik zou alle vrouwen willen verzekeren dat de Katholieke Kerk, getrouw aan het goddelijke plan, de persoonlijke waardigheid van de vrouw en haar gelijkheid aan de man bevordert tegenover de meest uiteenlopende vormen van discriminatie waarvan zij op grond van haar vrouw-zijn het slachtoffer is. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 49 Deze houding doet het leven van de gemeenschap en van het getuigenis veel kwaad. Het is niet alleen een zware belediging van de vrouw, maar ook en vooral van God, de Schepper. Ik ben van mening dat de vrouwen, gezien hun natuurlijke fijngevoeligheid op het gebied van de liefde en de bescherming van het menselijk leven, en met waardering voor hun speciale aandeel in de opvoeding, de gezondheidszorg, humanitaire acties en het apostolische leven, zich sterker moeten inzetten voor het openbare en kerkelijke leven en daarbij nog meer betrokken moeten raken. Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, N.a.v. de Bijzondere Bisschoppensynode voor Libanon, Een nieuwe hoop voor Libanon (10 mei 1997), 50 Zo zullen zij hun eigen bijdrage leveren aan de opbouw van een broederlijke samenleving en van een nog mooiere Kerk, dankzij de werkelijke gemeenschap van de gedoopten.