Paus Benedictus XVI - 18 januari 2012
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de oecumenische ontwikkeling in het middelpunt van het leven en van de werkzaamheden van de Kerk geplaatst: “deze heilige kerkvergadering spoort alle katholieken aan de tekenen des tijds te begrijpen en ijverig deel te nemen aan de oecumenische beweging” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4. De zalige Johannes Paulus II onderlijnde de wezenlijke natuur van deze verplichting, met de woorden: “Deze eenheid, die de Heer aan Zijn Kerk geschonken heeft en waarin Hij iedereen wou omvatten, is niet bijkomstig, maar staat in het midden van Zijn werkzaamheid. En zij staat evenmin gelijk met een tweederangs attribuut van de gemeenschap van Zijn leerlingen. Zij behoort veeleer tot het wezen zelf van deze gemeenschap” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 9. De oecumenische inzet is daarom een verplichting voor de gehele Kerk en alle gedoopten, om de reeds gedeeltelijk bestaande eenheid onder de Christenen te laten uitgroeien tot een volledige eenheid in waarheid en liefde. Daarom beperkt het gebed voor de eenheid zich niet tot deze Gebedsweek, maar moet het een integraal bestanddeel zijn van ons gebed, van het gebedsleven van elke christen op elke plaats en tijd, vooral wanneer mensen van verschillende tradities elkaar ontmoeten en zich gezamenlijk inzetten voor de overwinning in Christus over alles wat zonde, boosheid, ongerechtigheid en verminking van de menselijke waardigheid is.