H. Paus Pius X - 8 september 1907
PASCENDI DOMINICI GREGIS Over de leerstellingen van het modernisme |
|||
► | De oorzaken van het modernisme | ||
► | Intellectuele oorzaken |
Als wij nu van de morele oorzaken tot de intellectuele overgaan komen wij als eerste en voornaamste de onwetendheid tegen.
Er zijn immers modernisten die leraren in de Kerk willen zijn en ook als zodanig gezien willen worden en heel hoog opgeven van de moderne filosofie, doch de scholastieke wijsbegeerte verachten. De reden hiervan is dat zij misleid door vertoon en bedrog het modernisme hebben omhelsd, terwijl zij van de scholastiek hoegenaamd niets afweten. Daarom missen zij elke mogelijkheid om een einde te maken aan de verwarring van hun begrippen en de sofismen te weerleggen. Uit de verbintenis van een valse filosofie met hun geloof is dat systeem ontstaan dat overloopt van zovele en zware dwalingen.
Legden zij maar wat minder ijver en zorgen aan de dag voor het propageren van hun stelsel! Zij doen dat echter met zoveel overgave en onvermoeide inspanning dat het wel erg jammer is dat zoveel krachten worden aangewend om de Kerk te verderven, die als zij juist waren gebruikt, de hoogste hulpverlening zouden betekend hebben.
Zij spelen een dubbel spel om de geesten te bederven. Op de eerste plaats trachten zij alles op te ruimen wat hun in de weg staat. Vervolgens zetten zij zich met de grootst mogelijke verbetenheid in om te verkrijgen wat zij nuttig achten. Dat streven zij na, onvermoeid en met groot geduld.
Zij houden het ervoor dat het vooral drie dingen zijn die hun streven in de weg staan: De beoefening van de scholastieke filosofie, het gezag en de traditie der Vaders en het kerkelijk leergezag. Daartegen richten zij hun verwoede aanvallen.
Zij spotten daarom met de filosofie en theologie van de scholastiek. Zij hebben er niets dan verachting voor over. Of ze dit nu doen uit onwetendheid of vrees, of zelfs om beide redenen, zoveel is zeker dat hun drang naar nieuwigheden altijd samengaat met haat tegen de scholastiek. Er bestaat geen duidelijker aanwijzing dat iemand voor het modernisme begint te voelen dan dat hij blijk geeft van beginnende afkeer van de scholastiek. De modernisten en hun supporters moeten zich de veroordeling in het geheugen roepen, welke Pius IX heeft uitgesproken over de stelling: "De methoden en beginselen, waarmee de oude scholastieke geleerden de theologie beoefenden, passen allerminst bij de noden en vooruitgang der wetenschappen van onze tijd" Z. Paus Pius IX, Syllabus, Verzameling van dwalingen die in de verschillende publicaties van Paus Pius IX bestreden werden, Syllabus Errorum (8 dec 1864), 13
De kracht en het wezen der traditie trachten zij met grote sluwheid te ontzenuwen opdat zij haar belang en gezag verliest. Doch voor altijd blijft voor katholieken het gezag bestaan van het Tweede Concilie van Nicea dat de veroordeling uitsprak over "hen die het wagen ... met de misdadige ketters de kerkelijke tradities te ontwrichten en een of andere nieuwigheid te bedenken ... of kwaadaardig en listig te verzinnen om aldus iets uit de ware traditie van de katholieke Kerk omver te werpen ..." 2e Concilie van Nicea, 7e Zitting - De definitie aangaande heilige afbeeldingen, Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus (13 okt 787), 3
Ook blijft de belijdenis van het Vierde Concilie van Constantinopel van kracht: "Daarom belijden en verklaren wij alle voorschriften welke aan de heilige katholieke en apostolische Kerk overgeleverd werden door de heilige en roemrijke apostelen en door de algemene en plaatselijke wettige en orthodoxe Concilies, alsook door een verlichte Kerkvader en leraar, vast te houden en te bewaren". 4e Concilie van Constantinopel, 10e Zitting - Canones, Sessio X - Canones (28 feb 870), 3 Daarom wilden de pausen Pius IV en Pius IX dat aan de geloofsbelijdenis werd toegevoegd: "Ik aanvaard zeer vast en omhels de apostolische en kerkelijke tradities en de overige verordeningen en voorschriften van deze heilige Kerk". Paus Pius IV, Bul, De geloofsbelijdenis van Trente, Iniunctum nobis (13 nov 1564), 2
Niet anders dan over de traditie oordelen de modernisten over de heilige Kerkvaders. Met zeer grote lichtvaardigheid beweren zij dat de Vaders eerbied en lof waardig zijn, doch dat deze zelfde Vaders op kritisch en historisch gebied volslagen onwetend waren, iets wat alleen door de tijd waarin zij leefden verontschuldigd kan worden.
Tenslotte - en ieder oprecht mens zal het verafschuwen - als iemand van hen door een kerkelijke veroordeling getroffen wordt, dan wordt hij niet alleen openlijk en uitbundig geprezen, maar zij vereren hem bijna als martelaar voor de waarheid. Al dat tumult van lof en smaad dat het gemoed der jongeren aanspreekt en waardoor zij worden beroerd bewerkt dat deze zich gewonnen geven en naar het modernisme overlopen omdat zij niet voor dom willen doorgaan en omdat zij voor intelligent gehouden willen worden. Zij worden evenwel innerlijk gedrongen door vernieuwingszucht en hoogmoed.