TOT DE VERANTWOORDELIJKEN VAN KERKELIJKE ORGANISATIE VOOR DE NIEUWE EVANGELISATIEBij gelegenheid van het internationale congres, georganiseerd door de Pauselijke Raad ter bevorderen van de Nieuwe Evangelisatie - Aula Paulus VI
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
15 oktober 2011
TOT DE VERANTWOORDELIJKEN VAN KERKELIJKE ORGANISATIE VOOR DE NIEUWE EVANGELISATIE
Bij gelegenheid van het internationale congres, georganiseerd door de Pauselijke Raad ter bevorderen van de Nieuwe Evangelisatie - Aula Paulus VI
Heren kardinalen,
geachte broeders in het bisschopsambt en in het priesterschap,
beste vrienden.
Ik heb gaarne de uitnodiging aangenomen van de voorzitter van de Pauselijke Raad ter Bevordering van de Nieuwe Evangelisatie om vanavond althans voor even en vooral morgen voor de eucharistieviering bij u allen te zijn. Ik dank mgr. Fisichella voor de woorden waarmee hij namens u mij heeft begroet en het verheugt mij u in zo groten getale aanwezig te zien. Ik weet dat u hier zovele anderen vertegenwoordigt die zich, zoals u, inzetten voor de niet gemakkelijke taak van de nieuwe evangelisatie. Ik groet ook hen die de dit evenement volgen via de communicatiemiddelen die het zoveel nieuwe verkondigers van het Evangelie mogelijk maken tegelijkertijd verbonden te zijn, ook al zijn zij verspreid over verschillende delen van de wereld.
U hebt als leidraad voor uw reflectie van vandaag de uitdrukking “Het Woord Gods groeit en breidt zich uit”. De evangelist Lucas gebruikt deze formule meermalen in de Handelingen van de Apostelen; bij verschillende gelegenheden zegt hij immers dat “het woord Gods zich uitbreidde” (Hand. 6, 7)(Hand. 12, 24). Maar bij het thema van deze dag hebt u de tijd van de twee werkwoorden veranderd om de aandacht te vestigen op een belangrijk aspect van het geloof: de bewuste zekerheid dat Gods woord altijd levend is, op ieder ogenblik van de geschiedenis, tot aan onze dagen toe, omdat de Kerk het actualiseert door het trouw door te geven, de viering van de Sacramenten en het getuigenis van de gelovigen. Daarom is onze geschiedenis volledig de voortzetting van die van de eerste christengemeenschap en leeft zij van hetzelfde levenssap.
Maar welke grond ontmoet het Woord Gods? Evenals toen kan het ook nu geslotenheid en afwijzing ontmoeten, manieren van denken en leven die ver afstaan van het zoeken naar God en de waarheid. De hedendaagse mens is vaak verward en slaagt er niet in een antwoord te vinden op zeer veel vragen die zijn geest verontrusten met betrekking tot de zin van het leven, en de problemen die in de diepte van zijn hart wonen. De mens kan deze vragen die de betekenis van zichzelf en de werkelijkheid betreffen, niet ontwijken, hij kan niet in één dimensie leven! Integendeel, niet zelden wordt hij afgehouden van het zoeken naar het essentiële in het leven, terwijl hem een vluchtig geluk wordt voorgehouden dat voor het ogenblik tevreden stelt, maar zeer snel droefheid en ontevredenheid achterlaat.
Ondanks deze toestand van de hedendaagse mens kunnen wij toch zeker stellen, zoals aan het begin van het christendom, dat Gods Woord blijft groeien en zich blijft uitbreiden. Waarom? Ik zou willen wijzen op tenminste drie redenen. De eerste is dat de kracht van het Woord niet vóór alles afhangt van ons handelen, van onze middelen, van ons “doen”, maar van God, die zijn macht verbergt onder de tekenen van zwakheid, die zich laat zien in de zachte morgenbries
Vgl. 1 Kon. 19, 12
, die zich openbaart op het hout van het kruis. Wij moeten altijd geloven in de nederige macht van Gods Woord en God aan het werk laten zijn! De tweede reden is dat het zaad van het Woord, zoals de parabel in het evangelie van de zaaier, ook vandaag nog valt op goede grond, die het opneemt en vrucht oplevert
Vgl. Mt. 13, 3-9
. En de nieuwe verkondigers van het Evangelie zijn een deel van deze akker die het Evangelie het mogelijk maakt in overvloed te groeien en het eigen leven en dat van allen te veranderen. In de wereld blijft goede grond bestaan, ook al maakt het kwaad meer lawaai. De derde reden is dat de verkondiging van het Evangelie waarlijk de uiteinden van de aarde heeft bereikt en ook te midden van onverschilligheid, onbegrip en vervolging velen ook vandaag moedig hun hart en geest blijven openstellen om de uitnodiging van Christus aan te nemen Hem te ontmoeten en zijn leerlingen te worden. Zij maken geen lawaai, maar zijn als het mosterdzaadje dat een boom wordt, het gist dat het deeg doet rijzen, de graankorrel die breekt om te aar te laten ontstaan. Als dit alles enerzijds troost en hoop geeft, omdat het de onophoudelijke missionaire drijfkracht die de Kerk bezielt, laat zien, moet het anderzijds allen vervullen van een hernieuwd verantwoordelijkheidsgevoel voor Gods Woord en de verbreiding van het Evangelie.

De
Pauselijke Raad ter Bevordering van de Nieuwe Evangelisatie, die ik vorig jaar heb ingesteld, is een waardevol instrument om de aard van de grote problemen vast te stellen die er spelen in de verschillende sectoren van de maatschappij en de hedendaagse cultuur. Hij is geroepen om de Kerk in het bijzonder te helpen bij haar zending, vooral in die gebieden met een oude christelijke traditie die ten opzichte van Gods Woord onverschillig lijken te zijn geworden, zo niet zelfs het vijandig gezind zijn. De wereld van vandaag heeft behoefte aan mensen die verkondigen en getuigen dat het Christus is die ons de kunst van het leven leert, de weg van het ware geluk, omdat Hij zelf de weg van het leven is; mensen die vóór alles zelf de blik houden gericht op Jezus, de Zoon van God: het woord van de verkondiging moet steeds geworteld zijn in een intense verhouding met Hem, in een intens gebedsleven. De wereld van vandaag heeft behoefte aan mensen die tot God spreken, om over God te kunnen spreken. En wij moeten ons ook steeds herinneren dat Jezus de wereld niet heeft verlost met mooie woorden of opzichtige middelen, maar met zijn lijden en zijn dood. De wet van de graankorrel die in de aarde sterft, geldt ook vandaag nog; wij kunnen anderen geen leven geven zonder ons leven te geven: “Wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden” (
Mc. 8, 35). Wanneer ik u allen zie en omdat ik de grote inzet ken van ieder ten dienste van de zending, ben ik ervan overtuigd dat de nieuwe verkondigers van het evangelie zich steeds meer zullen vermenigvuldigen om een ware verandering waaraan de wereld van vandaag behoefte heeft, op gang te brengen. Alleen door mannen en vrouwen die zijn gevormd door de tegenwoordigheid van God, zal Gods Woord zijn weg voortzetten in de wereld en zijn vrucht dragen.
Beste vrienden, verkondigers van het Evangelie zijn is niet een voorrecht, maar een plicht die voortkomt uit het geloof. Antwoordt met dezelfde moed en hetzelfde vertrouwen als de profeet op de vraag die de Heer richt tot de Christenen: “Wie zal Ik zenden, wie zal gaan in onze naam?” met “Hier ben ik, zend mij” (
Jes. 6, 8). Ik vraag u te laten vormen door de genade van God en bereidwillig te beantwoorden aan de werking van de Geest van de verrezen Heer. Weest een teken van hoop, in staat naar de toekomst te kijken met de zekerheid die komt van de Heer Jezus, die de dood heeft overwonnen en ons het eeuwige leven heeft gegeven. Deelt allen de vreugde van het geloof mede met het enthousiasme van het die worden gedreven door de Heilige Geest, omdat Hij alles nieuw maakt
Vgl. Openb. 21, 5
, vertrouwend op de belofte die door Christus aan zijn Kerk is gedaan: “Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (
Mt. 28, 20).
Laten wij aan het einde van deze dag om de bescherming van de maagd Maria vragen, sterre van de nieuwe evangelisatie, terwijl ik van harte ieder van u en uw inzet begeleid met mijn apostolische zegen.
© 2011, Libreria Editrice Vaticana / SRKK, Utrecht
Vert: drs. H.M.G. Kretzers; alineaverdeling en -nummering: redactie