EEN GESCHENK VOOR HET LEVEN: ENKELE OVERWEGINGEN OVER HET DONEREN VAN ORGANENTot de deelnemers aan het Internationale Congres van de Pauselijke Academie voor het Leven
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Audiëntie)
Paus Benedictus XVI -
7 november 2008
EEN GESCHENK VOOR HET LEVEN: ENKELE OVERWEGINGEN OVER HET DONEREN VAN ORGANEN
Tot de deelnemers aan het Internationale Congres van de Pauselijke Academie voor het Leven
Vereerde medebroeders in het bisschopsambt,
Vermaarde dames en heren!
De donatie van organen is een bijzondere vorm van getuigenis van naastenliefde. In een periode als de onze, vaak getekend door diverse vormen van egoïsme, wordt het steeds dringender te begrijpen hoezeer het bepalend is voor een correcte opvatting van het leven de logica van de gratuïteit binnen te gaan. Er bestaat immers een verantwoordelijkheid van de liefde en de naastenliefde die ertoe verplicht van het eigen leven een geschenk voor de anderen te maken als men zichzelf echt wil verwerkelijken. Zoals de Heer Jezus ons heeft geleerd, zal alleen hij die zijn eigen leven geeft, het kunnen redden. Vgl. Lc. 9, 24
In mijn groet aan alle aanwezigen, met een bijzondere gedachte voor de senator Maurizio Sacconi, Minister van Werk, Gezondheid en Sociale Politiek, dank ik Aartsbisschop Mgr. Rino Fisichella, voorzitter van de Pauselijke Academie voor het Leven, voor de woorden die hij tot mij heeft gericht, waarbij hij de diepe betekenis van deze ontmoeting heeft geschetst en de samenvatting van de congreswerkzaamheden heeft gepresenteerd. Samen met hem dank ik ook de voorzitter van de Internationale Federatie van Katholieke Medische Verenigingen en de voorzitter van het Nationaal Transplantatiecentrum, waarbij ik met waardering de waarde van de samenwerking benadruk van dergelijke organismen in een omgeving als die van de orgaantransplantatie die, vermaarde dames en heren, het onderwerp is geweest van uw dagen van studie en debat.
De geschiedenis van de geneeskunde laat evident de grote vooruitgangen zien die zich hebben kunnen realiseren door een steeds waardiger leven toe te staan aan iedere persoon die lijdt. De transplantaties van weefsels en organen vertegenwoordigen een grote verovering van de medische wetenschap en zijn zeker een teken van hoop voor zoveel personen die in ernstige en vaak extreme klinische situaties verkeren. Wanneer onze blik zich uitbreidt naar de hele wereld, is het gemakkelijk de vele en complexe gevallen te onderscheiden waarin, dankzij de techniek van orgaantransplantatie, veel personen uiterst kritische fasen te boven zijn gekomen en hun de vreugde te leven is teruggegeven. Dit zou nooit hebben kunnen gebeuren als de inspanning van de medici en de deskundigheid van de onderzoekers niet hadden kunnen rekenen op de edelmoedigheid en het altruïsme van hen die hun organen hebben gedoneerd. Het probleem van de beschikbaarheid van vitale organen om te transplanteren is helaas niet theoretisch maar dramatisch praktisch; het laat zich aflezen aan de lange wachtlijst van zoveel zieken van wie de enige mogelijkheid tot overleven afhangt van het schaarse aanbod dat niet overeenkomt met de objectieve behoefte.
Het is nuttig, vooral in de huidige context, nog eens na te denken over deze verovering van de wetenschap, om te voorkomen dat het zich vermenigvuldigen van de transplantatieaanvragen de ethische principes, die eraan ten grondslag liggen, omver werpt. Zoals ik in mijn eerste Encycliek heb gezegd, zal het lichaam nooit als een louter voorwerp kunnen worden beschouwd
Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 5; de logica van de markt zou anders de overhand hebben. Het lichaam van iedere persoon vormt samen met de geest die aan ieder afzonderlijk is gegeven, een onlosmakelijke eenheid waarin het beeld van God zelf is gedrukt. Geen acht slaan op deze dimensie leidt tot perspectieven die niet in staat zijn de totaliteit van het mysterie dat in ieder aanwezig is te vatten. Het is dus noodzakelijk dat men het respect voor de waardigheid van de persoon en de zorg voor zijn persoonlijke identiteit voorop stelt. Wat betreft de techniek van orgaantransplantatie, betekent dit dat men alleen kan doneren als er nooit een ernstig gevaar voor de eigen gezondheid en de eigen identiteit voor in de plaats komt en het altijd om een reden is die moreel geldig en proportioneel is. Elke logica van orgaanhandel, evenals hantering van discriminerende of utilitaristische criteria, zou zozeer met de onderliggende betekenis van de donatie in strijd zijn, dat ze zich automatisch buitenspel zou zetten en zich kwalificeren als moreel ontoelaatbare handeling.
Het gebeurt vaak dat de techniek van orgaantransplantatie zich voltrekt door een gebaar van totale gratuïteit van de kant van de verwanten van de patiënt wiens dood is vastgesteld. In deze gevallen is geïnformeerde toestemming de eerste voorwaarde voor vrijheid, opdat de transplantatie de kenmerken van een geschenk heeft en niet geïnterpreteerd wordt als een handeling onder dwang of uitbuiting. Het is in ieder geval nuttig eraan te herinneren dat de afzonderlijke vitale organen uitsluitend weggenomen kunnen worden
ex cadavere, dat overigens ook zijn eigen waardigheid bezit die gerespecteerd moet worden. De wetenschap heeft in de afgelopen jaren verdere vooruitgang geboekt in het controleren van de dood van de patiënt. Het is daarom goed dat de behaalde resultaten de instemming van de gehele wetenschappelijke gemeenschap krijgen om het onderzoek naar oplossingen die aan allen zekerheid geven te vergemakkelijken. In een dergelijke omgeving mag er inderdaad niet de minste verdenking van willekeur zijn en waar de zekerheid nog niet bereikt is, moet het voorzorgsbeginsel prevaleren. Het is daarom nuttig dat het interdisciplinaire onderzoek en de interdisciplinaire bezinning zodanig toeneemt, dat de publieke opinie de meest transparante waarheid over de antropologische, sociale, ethische en juridische implicaties van de transplantatiepraktijk krijgt voorgelegd. In deze gevallen moet hoe dan ook het respect voor het leven van de donor altijd als hoofdcriterium dienen, zodat het wegnemen van organen alleen wordt toegestaan in aanwezigheid van zijn of haar werkelijke dood.
Vgl. Catechismus-Compendium, Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk (28 juni 2005), 476 De daad van de liefde die wordt uitgedrukt met de donatie van de eigen vitale organen, blijft een echt getuigenis van naastenliefde die in staat is verder dan de dood te kijken, zodat het leven altijd moge overwinnen. De ontvanger zou zich goed bewust moeten zijn van de waarde van dit gebaar; hij is de ontvanger van een geschenk dat de therapeutische weldaad overstijgt. Dat wat hij ontvangt is namelijk, behalve een orgaan, op de eerste plaats een getuigenis van liefde dat een even edelmoedig antwoord moet oproepen, om zo de cultuur van de gave en van de gratuïteit te doen toenemen.
De koninklijke weg om te volgen totdat de wetenschap erin slaagt eventuele nieuwe en geavanceerdere therapievormen te ontdekken, zal de vorming en de verspreiding van een cultuur van solidariteit moeten zijn, die zich openstelt voor allen en niemand uitsluit. Een transplantatiegeneeskunde die overeenkomt met een ethiek van de donatie, eist van allen het engagement elke mogelijke inspanning te doen voor de vorming en de informatie, om de gewetens steeds gevoeliger te maken voor een problematiek die het leven van zoveel personen direct raakt. Het zal daarom noodzakelijk zijn vooroordelen en misverstanden uit de weg te ruimen, wantrouwen en angst te verdrijven, om er zekerheid en waarborgen voor in de plaats te geven op een wijze die in allen de groei toelaat van een steeds wijdverbreider bewustzijn van het grote geschenk van het leven.
Met deze gevoelens roep ik, terwijl ik aan ieder toewens de eigen inzet met de vereiste deskundigheid en professionaliteit voort te zetten, de hulp van God over de werkzaamheden van het Congres af en geef ik aan allen van harte mijn Zegen.
© 2008, Libreria Editrice Vaticana / © 2013, Stg. InterKerk
Vert.: Redactie; alineaverdeling en -nummering: redactie