Paus Pius XII - 29 juni 1943
Maar het komt ons voor, dat alles wat wij tot hier toe hebben uiteengezet over de innige vereniging van het mystieke lichaam van Christus met het Hoofd, onvolledig zou zijn, indien wij hier ten minste niet een weinig aan toevoegden over de H. Eucharistie, waardoor deze vereniging hier op aarde als het ware haar hoogtepunt bereikt.
Christus onze Heer immers heeft gewild, dat deze wonderbare en nooit volprezen band, die ons met elkander en met ons goddelijk Hoofd verenigt, op bijzondere wijze aan de gelovigen zou worden aangeduid door het eucharistisch offer. Want daar nemen de bedienaars niet slechts de plaats in van onze Verlosser, doch ook van geheel het mystieke lichaam en van de afzonderlijke gelovigen; en de gelovigen zelf, in gemeenschap van verlangens en gebeden innig met de priester verbonden, dragen daar door diens handen aan de eeuwige Vader het onbevlekte Lam op, dat door de woorden van de priester alleen op het altaar tegenwoordig is als een welgevallig offer van lof en verzoening voor de noden van geheel de Kerk. En evenals onze goddelijke Verlosser, stervend aan het kruis, Zichzelf als het hoofd van geheel het menselijk geslacht aan de eeuwige Vader heeft opgedragen, zo draagt Hij "in deze reine offerande" (Mal. 1, 11) aan de hemelse Vader niet slechts Zichzelf op als hoofd van de Kerk, maar in Zich ook Zijn mystieke ledematen, die Hij immers allen, zelfs de zwaksten en gebrekkigsten, liefdevol in Zijn hart sluit.
Het sacrament van de Eucharistie op zijn beurt, dat een levendige en wonderbare afbeelding biedt van de eenheid der Kerk - het brood immers, dat wordt geconsacreerd, wordt uit vele graankorrels tot één Vgl. Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. 9, 4, schenkt ons de oorsprong zelf van de hemelse genaden, opdat wij uit Hem die liefdegeest zouden putten, waardoor wij niet langer ons eigen leven, maar dat van Christus leven, en in alle leden van Zijn maatschappelijk lichaam onze Verlosser zelf beminnen.
Als er dus in onze treurige en bange tijden velen zijn, die Christus, de onder de eucharistische gedaanten verborgen Heer, zo trouw aanhangen, dat noch kwelling, noch benauwdheid, noch honger of naaktheid, noch gevaren of vervolging of het zwaard hen van Zijn liefde kunnen scheiden Vgl. Rom. 8, 35 , dan zal ongetwijfeld de heilige Tafel, waarvan door de beschikking van Gods Voorzienigheid juist in deze tijden het veelvuldig en vroegtijdig gebruik weer in zwang kwam, ook de bron van kracht kunnen worden, die niet zelden christelijke helden kan verwekken en voeden.