Paus Pius XII - 29 juni 1943
Wij worden dan ook zeer smartelijk getroffen door de berichten, dat niet weinigen van onze broeders in het episcopaat, om het feit dat zij in waarheid het voorbeeld van hun kudde zijn geworden Vgl. 1 Pt. 5, 3 en het hun toevertrouwde heilige "pand van het geloof" Vgl. 1 Tim. 6, 20 , zoals het behoort, krachtig en getrouw behoeden; om het feit dat zij aandringen op de onderhouding van de heilige wetten, die in de harten der mensen zijn gegrift en de hun toevertrouwde kudde naar het voorbeeld van de opperste Herder tegen de roofzuchtige wolven verdedigen, niet alleen te lijden hebben van vervolgingen en kwellingen tegen hun persoon, maar - wat voor hen nog wreder is en zwaarder te dragen valt - ook tegen de schapen, die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, de medewerkers in de apostolische arbeid, tot zelfs de Godgewijde maagden. Een dergelijk onrecht achten wij onszelf aangedaan en wij herhalen de verheven woorden van onze voorganger z.g. Gregorius de Grote: "Onze eer is de eer van de gehele Kerk; onze eer is de hechte voorspoed van onze broeders; en eerst dan worden wij naar waarheid geëerd, wanneer aan geen van hen de toekomende eer wordt geweigerd." Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Epistolae. Ad. Eulog., 30; Migne PL 77, 933