
Paus Pius XII - 29 juni 1943
Maar al is het onze wens, dat het gebed van het mystieke lichaam voortdurend opstijgt tot God, opdat alle dwalenden zo spoedig mogelijk binnengaan in de ene schaapstal van Jezus Christus, verklaren wij toch ook, dat het volstrekt noodzakelijk is, dat dit vrijwillig en uit eigen beweging geschiedt, omdat niemand gelooft tenzij uit vrije wil. Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26, 2; Migne PL 30, 1607 Als daarom mensen zonder te geloven in feite gedwongen worden om het kerkgebouw te betreden, tot het altaar te naderen en de sacramenten te ontvangen, dan worden zijn ongetwijfeld geen echte christenen. Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26, 2; Migne PL 30, 1607 Want het geloof, zonder hetwelk het "onmogelijk is aan God te behagen" (Hebr. 11, 6) moet zijn een volkomen vrije "onderwerping van verstand en wil." 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10-16 Als het dus, in strijd met de onveranderlijke leer van de apostolische stoel Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting, Immortale Dei (1 nov 1885), 58 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1351, zou voorkomen, dat iemand tegen zijn wil gedwongen wordt om het katholieke geloof te omhelzen, dan moeten wij dit afkeuren, gelijk onze plicht ons oplegt. Maar daar de mensen een vrije wil bezitten en, gedreven door hartstochten en verkeerde neigingen, hun vrijheid ook kunnen misbruiken, daarom is het nodig, dat de Vader van het licht hen door de Geest van Zijn veelgeliefde Zoon onweerstaanbaar trekt tot de waarheid. Als nu velen, helaas, de katholieke waarheid nog niet kennen en niet vrijwillig toegeven aan de ingeving van de goddelijke genade, dan is dit niet alleen te wijten aan het feit, dat zijzelf Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26, 2; Migne PL 30, 1607 , maar ook dat de gelovigen deze genade niet nog vuriger van God afbidden. Tot dat vurig en volhardend gebed op het voorbeeld van onze goddelijke Verlosser wekken wij daarom al degenen, in wie de liefde tot de Kerk brandend is, dringend op te bidden voor vorsten en regeerders.