Paus Pius XII - 29 juni 1943
Vurig wensen wij ook, dat deze gemeenschappelijke gebeden met brandende liefde worden gestort voor hen, die ofwel nog niet zijn verlicht door de waarheid van het Evangelie en nog niet in de veilige schaapstal van de Kerk zijn binnengegaan, ofwel dooreen jammerlijke breuk in de eenheid van geloof en gemeenschap zijn afgescheiden van ons, die, hoewel onwaardig, hier op aarde de plaats van Jezus Christus innemen. Herhalen wij daarom dat goddelijk gebed, dat onze Verlosser tot Zijn hemelse Vader richtte:"Mogen allen één zijn; zoals Gij, Vader, zijt in Mij,en Ik in U, mogen zij ook één zijn in Ons, opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt." (Joh. 17, 21)