Paus Benedictus XVI - 23 september 2011
Dierbare islamitische vrienden,
Het is mij een genoegen, u als vertegenwoordigers van de verschillende islamitische gemeenschappen in Duitsland, hier vandaag te begroeten.
{dankwoord}
Berlijn is een geschikte plaats voor een dergelijke ontmoeting, niet alleen omdat zich hier de oudste moskee op Duitse bodem bevindt, maar ook omdat in Berlijn het grootste aantal moslims leeft in verhouding tot alle andere Duitse steden.
Sinds de jaren ’70, is de aanwezigheid van talrijke islamitische gezinnen steeds meer een onderscheidend teken van dit land geworden. Het zal echter noodzakelijk zijn zich voortdurend te engageren voor een betere wederzijdse kennis en begrip. Dit is wezenlijk, niet alleen voor een vreedzaam samen leven maar ook voor de bijdrage waartoe ieder bekwaam is voor de opbouw van het gemeenschappelijk welzijn in de schoot van de samenleving.
Vele moslims hechten veel belang aan de religieuze dimensie. Dat wordt soms als een provocatie geïnterpreteerd in een samenleving die geneigd is dit aspect te marginaliseren of ten hoogste toe e laten in de sfeer van ieders individuele keuze.
De Katholieke Kerk engageert zich vastberaden opdat de juiste erkenning zou gegeven worden aan de publieke dimensie van het behoren tot een godsdienst. Het gaat om een niet onbelangrijke vereiste in de context van een samenleving die grotendeels pluralistisch is. Men dient echter opmerkzaam te zijn dat het respect voor de andere altijd bewaard wordt. Wederzijds respect groeit uitsluitend op grond van verstandhouding inzake enkele onvervreemdbare waarden die eigen zijn aan de natuur van de mens, vooral de onschendbare waardigheid van elke mens. Deze verstandhouding is geen beperking voor de manier waarop elke godsdienst zich uit; in tegendeel, zij laat ieder toe op een constructieve manier te getuigen van hetgeen waarin hij geloof, zonder zich daarbij te onttrekken aan confrontatie met de andere.
In Duitsland – zoals in vele andere landen, en niet alleen westerse – wordt dit gemeenschappelijk referentiekader vertegenwoordigd door de Grondwet, waarvan de juridische inhoud bindend is voor elke burger, of hij nu toebehoort aan een religieuze confessie of niet.
Natuurlijk is het debat over een betere formulering van principes zoals de vrijheid van publieke eredienst, omvangrijk en altijd open, toch is het feit dat de Grondwet ze op een manier verwoordt die ook vandaag nog geldig is, meer dan 60 jaar later vgl. Grondwet van Duitsland, art. 4, 2, van betekenis. Wij vinden er vooral dit gemeenschappelijke “ethos” in uitgedrukt dat aan de basis ligt van het samenwonen van burgers en dat enigszins ook de slechts formeel lijkende regels aanwijst voor de werking van de institutionele organen en het democratische leven.
We zouden ons kunnen afvragen hoe een dergelijke tekst, uitgewerkt in een historische tijd die radicaal anders was, in een culturele situatie die bijna uniform christelijk was, kan aangepast worden aan het Duitsland van vandaag, dat in een context leeft van mondialisering en getekend is door een opmerkelijk pluralisme inzake religieuze overtuigingen.
De reden hiervoor, lijkt mij, bevindt zich in het feit dat de vaders van de Grondwet zich op dat belangrijk ogenblik er ten volle van bewust waren, een stevig terrein te moeten zoeken waarop alle burgers zich konden erkennen. Zij maakten hierbij geen abstractie van hun eigen religieuze overtuiging; integendeel, voor velen onder hen was de christelijke visie op de mens de ware inspirerende kracht. Zij wisten zich nochtans te confronteren met mensen die een andere of zelfs geen confessionele basis hadden: het gemeenschappelijke terrein werd gevonden in de erkenning van enkele onvervreemdbare rechten, die eigen zijn aan de natuur van de mens en die aan iedere geschreven formulering voorafgaan.
Zo heeft een samenleving die substantieel homogeen was, het fundament gelegd dat wij vandaag als geldig erkennen voor een wereld die getekend is door pluralisme. Een fundament dat in werkelijkheid ook op de evidente limieten van dat pluralisme wijst: het is namelijk niet denkbaar dat een samenleving lang kan standhouden zonder een consensus over fundamentele ethische waarden.
Ook daarom acht ik het belangrijk een Dag van reflectie, dialoog en gebed voor vrede en rechtvaardigheid in de wereld te houden; en dat willen wij doen op 27 oktober eerstkomend, 25 jaar na de historische ontmoeting in Assisi onder leiding van mijn voorganger, de zalige Johannes Paulus II. Met deze samenkomst willen wij, in alle eenvoud tonen dat wij als religieuze mensen onze bijzondere bijdrage leveren voor de opbouw van een betere wereld, en tegelijk de noodzaak erkennen om verder te gaan met dialoog en wederzijdse achting omwille van de doeltreffendheid van onze werking.
Met deze gevoelens hernieuw ik mijn hartelijke groet en dank ik u voor deze ontmoeting, die mijn verblijf in mijn vaderland verrijkt. Dank u voor uw aandacht.