CHRISTUS EN DE KERKOlympiastadion, Berlijn
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Homilie)
Paus Benedictus XVI -
22 september 2011
CHRISTUS EN DE KERK
Olympiastadion, Berlijn
Dierbare broeders in het bisschopsambt,
Dierbare broeders en zusters,
De blik op de grote omvang van het Olympisch stadion dat u vandaag met zo velen vult, wekt grote vreugde en vertrouwen in mij. Ik groet u allen van harte: de gelovigen van het aartsbisdom Berlijn en de Duitse bisdommen en de vele pelgrims uit de buurlanden. Vijftien jaar geleden is voor het eerst een Paus naar de federale hoofdstad Berlijn gekomen. Wij hebben allen een levendige herinnering aan het bezoek van mijn vereerde voorganger, de zalige Johannes Paulus II en aan de zaligverklaring van de domheer van de kathedraal van Berlijn, Bernhard Lichtenberg, die zich samen met die van Karl Leisner, precies op deze plaats heeft afgespeeld.
Met deze Zaligen in gedachten en heel de menigte van Heiligen en Zaligen, kunnen wij begrijpen wat het betekent als ranken te leven van de ware wijnstok die Christus is en veel vrucht te dragen. Het Evangelie van vandaag herinnert ons aan het beeld van deze plant die in het Oosten weelderig kruipt en symbool staat voor levenskracht, een metafoor voor de schoonheid en dynamiek van de gemeenschap van Jezus met Zijn leerlingen en vrienden.
In de parabel van de wijnstok zegt Jezus niet: “gij zijt de wijnstok”, maar: “Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken” (
Joh. 15, 5). Wat betekent: “Zoals de ranken verbonden zijn met de wijnstok, zo behoort gij Mij toe! Maar door Mij toe te behoren, behoort gij ook toe aan elkaar”. En dit aan elkaar toebehoren is niet eender welke ideale, ingebeelde, symbolische relatie, doch is – ik zou bijna zeggen – een toebehoren aan Jezus Christus in biologische zin, ten volle vitaal. Het is de Kerk, deze levensgemeenschap met Hem, en van de ene voor de andere, die gegrondvest is in het doopsel en steeds meer in de Eucharistie verdiept wordt. “Ik ben de ware wijnstok”, betekent in feite: “Ik ben u en gij zijt Mij” – een ongehoorde identificatie van de Heer met ons, Zijn Kerk.
Christus zelf vroeg voor Damascus aan Saul, die de Kerk vervolgde: “Waarom vervolgt ge Mij?” (
Hand. 9, 4). Op die manier drukt de Heer de lotsgemeenschap uit die voortvloeit uit de intieme levensgemeenschap van Zijn Kerk met Hem, de verrezen Christus. Hij blijft levend in Zijn Kerk en in deze wereld. Hij is met ons en wij zijn met Hem. “Waarom vervolgt ge Mij?” – De vervolgingen tegen de Kerk raken dus Jezus. Maar ook, wij zijn niet alleen wanneer wij omwille van ons geloof verdrukt worden. Jezus is met ons.
In de parabel zegt Jezus: “Ik ben de ware wijnstok, mijn Vader is de wijnbouwer” (
Joh. 15, 1) en Hij verklaart dat de wijnbouwer het mes neemt, droge ranken afsnijdt en degene die vruchten dragen snoeit opdat ze nog meer vrucht zouden dragen. Om het met een beeld van de profeet Ezechiël te zeggen, zoals wij in de eerste lezing hoorden, God wil het dode, stenen hart uit onze borst wegnemen om ons een levend hart, van vlees te geven
Vgl. Ez. 36, 26
. Hij wil ons nieuw leven geven, vol kracht. Christus is gekomen om de zondaars te roepen. Zij zijn degenen die een geneesheer nodig hebben, niet de gezonden
Vgl. Lc. 5, 31. v.
. En zo is de Kerk, zoals het
Tweede Vaticaans Concilie zegt, “het universele sacrament van het heil”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48; zij is er voor de zondaars, om voor hen de weg te openen van bekering, van genezing en leven. Dat is de ware en grote zending van de Kerk, die Christus haar heeft toevertrouwd.
Sommigen kijken naar de Kerk en zien alleen haar uiterlijk aspect. Dan verschijnt de Kerk alleen als één van de vele organisaties in een democratische samenleving; het begrip “Kerk”, dat in zichzelf moeilijk te begrijpen is, zou dan volgens de normen en wetten van die samenleving moet beoordeeld en behandeld worden. Als daarbij ook nog de pijnlijke ervaring komt, dat er in de Kerk goede en slechte vissen zijn, graan en onkruid, en als de blik op de negatieve dingen gefixeerd blijft, dan ontsluit het grote en diepe mysterie van de Kerk zich niet.
Bijgevolg, welt geen enkele vreugde meer op voor het feit tot deze wijnstok, tot de “Kerk” te behoren. Onvoldaanheid en ontevredenheid verbreiden zich als men de eigen oppervlakkige en verkeerde ideeën over de “Kerk” en de eigen “dromen over de Kerk” niet gerealiseerd ziet! Dan stopt ook het vreugdelied “Ik dank de Heer die mij uit genade tot Zijn Kerk geroepen heeft”, dat generaties van katholieken met overtuiging gezongen hebben.
De Heer zet Zijn rede voort: “Blijft in Mij, zoals Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij … want los van Mij – men zou ook kunnen vertalen: buiten Mij – kunt gij niets” (
Joh. 15, 4, vv.).
Ieder van ons wordt tegenover deze uitspraak geplaatst. De Heer zegt ons in Zijn parabel opnieuw hoe ernstig ze is: “Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden” (Joh. 15, 6). Hierover bemerkt de heilige Augustinus: “slechts twee dingen passen voor die ranken: de wijnstok of het vuur; als zij verbonden zijn met de wijnstok, zullen ze niet in het vuur geworpen worden; dat zij dus met de wijnstok verbonden blijven om niet in het vuur geworpen te worden” H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 81,3: PL 35,1842.
De keuze die hier gevraagd wordt, laat ons nadrukkelijk de existentiële betekenis van onze levenskeuze begrijpen. Het beeld van de wijnstok is tegelijk een teken van hoop en vertrouwen. Door mens te worden is Christus zelf in deze wereld gekomen om ons fundament te zijn. In elke nood en dorheid is Hij de bron die het levenswater geeft dat ons voedt en sterkt. Hijzelf draagt elke zonde, angst en lijden op zich en op het einde zuivert Hij ons en vormt Hij ons mysterieus om tot goede wijn. In deze ogenblikken van nood, voelen wij ons soms als onder een pers, als druiven die helemaal geperst worden. Maar wij weten dat wij in vereniging met Christus, rijpe wijn moeten worden. God kan ook de dingen die in ons leven wegen en bedrukken, omvormen tot liefde. Het is belangrijk dat wij aan de wijnstok, in Christus “blijven”. In deze korte perikoop gebruikt de evangelist twaalf keer het woord “blijven”. Dit “in Christus blijven” tekent heel de redevoering. In onze tijd van activisme en willekeur, waarin ook veel personen richting en steun kwijtraken; waar de trouw van de liefde in huwelijk en vriendschap zo broos en kort van duur geworden zijn; waar wij in onze nood zoals de leerlingen van Emmaüs zouden willen roepen: “Heer, blijf bij ons want het wordt al avond” (
Lc. 24, 29), ja de dag loopt ten einde!; biedt de Heer ons een toevlucht, een oord van licht, hoop en vertrouwen, van vrede en veiligheid. Daar waar dorheid en dood de ranken bedreigen, daar is toekomst, leven en vreugde in Christus.
In Christus blijven, betekent ook zoals we reeds zagen, in de Kerk blijven. De hele gemeenschap van gelovigen is stevig met Christus, de wijnstok, verenigd. In Christus zijn we allen samen verenigd. In deze gemeenschap ondersteunt Hij ons en tegelijk steunen alle leden elkaar onderling. Zij weerstaan samen aan de stormen en beschermen elkaar wederzijds. Wij geloven niet op ons eentje, maar met de hele Kerk.
De Kerk als verkondigster van Gods woord en uitdeelster van de sacramenten, verenigt ons met Christus, de ware wijnstok. De Kerk als “volheid en aanvulling van de Verlosser” Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 79. “plenitudo et complementum Redemptoris”: AAS 35 (1943) p. 230 is voor ons de waarborg van Goddelijk leven en de middelares van de vruchten waarover de parabel van de wijnstok spreekt. De Kerk is dus Gods mooiste gave. Bijgevolg, zegt ook de heilige Augustinus: “in de mate dat men de Kerk van Christus bemint, in die mate heeft men deel aan de Heilige Geest” H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 32,8: PL 35, 1646. Met de Kerk en in de Kerk kunnen wij aan alle mensen verkondigen dat Christus de bron is van het leven, dat Hij aanwezig is, dat Hij de grote werkelijkheid is waarnaar wij verzuchten. Hij geeft zichzelf. Wie in Christus gelooft, heeft toekomst. Omdat God niet wil wat dor is, dood, kunstmatig, wat op het einde weggeworpen wordt; Hij wil wat vruchtbaar en levend is, het leven in overvloed.
Dierbare broeders en zusters! Ik wens u allen, dat u steeds dieper de vreugde ontdekt van met Christus in de Kerk verenigd te zijn, in uw noden bemoediging en verlossing te vinden en steeds meer de heerlijke wijn te worden van Christus’ vreugde en liefde voor de wereld.
© 2011, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie