
Paus Franciscus - 29 juni 2013
LUMEN FIDEI Licht van het geloof |
|||
► | We hebben de liefde gelovig aanvaard (vgl. 1 Joh. 4, 16) | ||
► | Het kerkelijke karakter van het geloof |
Op deze manier wordt het leven vanuit het geloof een kerkelijk leven. Wanneer de heilige Paulus tot de christenen in Rome spreekt over het éne Lichaam, dat zij allen vormen in Christus, maant hij hen zich niet te beroemen op zichzelf; eenieder dient zich te beoordelen ‘met als norm het geloof, maar houdt rekening met de voor ieder verschillende maat van Gods gave’ (Rom. 12, 3). De gelovige leert naar zichzelf te kijken vanuit het geloof, dat hij belijdt. De gestalte van Christus is de spiegel waarin hij de realisatie van zijn beeld ontdekt. En zoals Christus in zich alle gelovigen omvat, die zijn Lichaam vormen, zo verstaat de christen zichzelf binnen het geheel van dit Lichaam, in een oorspronkelijke relatie tot Christus en tot zijn broeders en zusters in het geloof. Het beeld van het lichaam heeft niet tot doel om de gelovige te reduceren tot louter een deeltje binnen een anoniem geheel, een eenvoudig radertje in een grote machine. De beeldspraak van het lichaam wil veeleer de organische eenheid van Christus met de gelovigen en van de gelovigen onder elkaar benadrukken. De christenen zijn ‘één’ Vgl. Gal. 3, 28 , maar zonder hun individualiteit te verliezen; ze keren in de dienst aan de ander terug tot het diepste van hun eigen bestaan. Daardoor kan men ook begrijpen Waarom buiten dit Lichaam, buiten deze eenheid van de Kerk in Christus - deze Kerk, die volgens een uitspraak van Romano Guardini de ‘historische draagster is van de volle blik van Christus op de wereld’ Romano Guardini, Het wezen van de katholieke levensbeschouwing, Vom Wesen katholischer Weltanschaung (1 jan 1923). in: Id., Ünterscheidung des Christlichen. Gesammelte Studien 1923-1963, Mainz 19632, 24 (vertaling: R. Guardini, Het wezen van de katholieke levensbeschouwing, in: Id., Peilingen van het christelijk denken. Verzamelde studies 1923- 1963, Tielt/Den Haag 1965, 37) - het geloof zijn ‘maat’ verliest, zijn evenwicht niet meer vindt, noch de benodigde ruimte om zich staande te kunnen houden. Het geloof heeft noodzakelijkerwijs een kerkelijk karakter; het wordt immers beleden vanuit het binnenste van het Lichaam van Christus, als de concrete gemeenschap van de gelovigen. Vanuit deze kerkelijke inbedding stelt het geloof de individuele christen open voor alle mensen. Door zijn eigen dynamiek verandert het Woord van Christus, wanneer het eenmaal beluisterd is, in een ant-woord van de christen; het wordt zelf tot een woord van verkondiging en tot belijdenis van het geloof. De heilige Paulus zegt dat ‘uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft.’ (Rom. 10, 9). Het geloof is geen privéaangelegenheid, het is geen individualistische overtuiging en geen subjectieve mening. Het geloven komt voort uit het horen en het is bestemd om uitgesproken en verkondigd te worden. Want hoe kan men ‘in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt?’ (Rom. 10,14). Het geloof wordt aldus in de christen werkzaam vanuit de gave die ontvangen werd: de liefde, die van binnenuit naar Christus trekt Vgl. Gal. 5, 6 . Het geloof laat de christen deelgenoot worden aan de weg van de Kerk, die door de geschiedenis een pelgrimstocht aflegt op weg naar haar voltooiing. Voor degene die hier op deze wijze omgevormd werd, opent zich een nieuwe zienswijze en wordt het geloof tot licht voor zijn ogen.