
Paus Franciscus - 29 juni 2013
LUMEN FIDEI Licht van het geloof |
|||
► | Inleiding | ||
► | Licht van het geloof |
Het licht van het geloof: met dit beeld heeft de traditie van de Kerk het grote geschenk aangeduid, dat Jezus ons gebracht heeft. In het Johannesevangelie zegt Hij over zichzelf: ‘Als een licht ben Ik in de wereld gekomen, opdat al wie in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft.’ (Joh. 12, 46). De heilige Paulus gebruikt gelijksoortige woorden: ‘Dezelfde God die gezegd heeft: “Licht moet schijnen uit het duister’, is als een licht in onze harten opgegaan’ (2 Kor. 4, 6). In de heidense wereld, die begerig was naar het licht, ontstond de verering van de zonnegod Sol invictus (de onoverwinnelijke zon), die bij het opgaan van de zon werd aangeroepen. Men begreep echter zeer goed dat de zon, ook al werd ze elke dag opnieuw geboren, niet in staat was haar licht over het hele menselijk bestaan te laten stralen. De zon verlicht immers niet de hele werkelijkheid; haar stralen dringen niet door tot in de schaduw van de dood, waar het menselijk oog gesloten blijft voor haar licht. ‘Niemand is ooit bereid gevonden, zijn leven te geven voor zijn geloof in de zon’, zo merkte de heilige martelaar Justinus op. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 121,2: PG 6, 758 In het besef dat het geloof hun een weidse horizon opende, noemden de christenen Jezus de ware Zon ‘wiens stralen leven schenken’. H. Clemens van Alexandrië, Protreptikos. IX: PG 8, 195 Wanneer Martha weent over de dood van haar broer Lazarus, zegt Jezus tot haar: ‘Zei Ik u niet, dat gij Gods heerlijkheid zult zien als gij gelooft?’ (Joh. 11, 40). Wie gelooft, ziet; hij ziet met een licht dat heel zijn levensweg verlicht, omdat het zijn oorsprong vindt in de verrezen Christus, de Morgenster die nooit ondergaat.