Paus Pius XII - 20 november 1947
MEDIATOR DEI ET HOMINUM Over de Heilige Liturgie |
|||
► | NATUUR, ONTSTAAN EN ONTWIKKELING VAN DE LITURGIE | ||
► | De Liturgie is openbare eredienst |
Wanneer wij dus God beschouwen als schepper van de oude wet, dan zien wij Hem ook rituele voorschriften geven en nauwkeurig de regels vaststellen, die het volk moest onderhouden bij het brengen van de wettige eredienst. Hij stelde daarom verschillende offers vast en wees verschillende ceremonies aan, waarmee de Hem gewijde gave moest worden opgedragen. Zo bepaalde Hij ook duidelijk al wat betrekking had op de ark van het verbond, op de tempel en op de feestdagen. Hij wees de stam van de priesters en de hogepriester aan. Hij bepaalde en beschreef ook de gewaden, die door de gewijde bedienaren moesten gebruikt worden en zo deed Hij met alles wat op de goddelijke eredienst betrekking had. zie het Boek Leviticus
Welnu, die eredienst was niets anders dan een zekere afschaduwing Vgl. Hebr. 10, 1 van die, welke de hogepriester van het Nieuwe Verbond aan de hemelse Vader zou brengen.
Inderdaad, nauwelijks "is het Woord vlees geworden" (Joh. 10, 1), of het openbaart zich aan de wereld in Zijn priesterlijk ambt door een daad van onderworpenheid aan de eeuwige Vader, die Hij in heel de loop van Zijn verder leven niet meer onderbreekt: "Bij Zijn komst in de wereld zegt Hij: «Zie Ik kom... om Uw wil, o God, te volbrengen»" (Hebr. 10, 5-7) en in het bloedige kruisoffer heeft Hij die daad op bewonderenswaardige wijze tot voleinding gebracht. "Uit kracht van die wil zijn wij eens en voor al geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus." (Hebr. 10, 10) Heel Zijn werkend leven onder de mensen heeft ongetwijfeld geen ander doel. Als klein kind wordt Hij in de tempel te Jeruzalem aan de Heer aangeboden; als jongeling gaat Hij opnieuw daarheen. Later treedt Hij telkens en telkens de tempel binnen zowel om het volk te onderwijzen als om er Zijn gebed te storten. Alvorens Zijn openbare werkzaamheid te beginnen onderhoudt Hij een vasten van veertig dagen en door Zijn raad en Zijn voorbeeld spoort Hij allen aan om niet alleen bij dag maar ook bij nacht tot God te bidden. Als leermeester van de waarheid "verlicht Hij ieder mens" (Joh. 1, 9), opdat de sterfelijke mensen op de ware wijze de onsterfelijke God erkennen en "geen mensen zijn van terugdeinzen ten verderve, maar van geloven tot behoud van de ziel". (Hebr. 10, 39) Als herder echter bestuurt Hij Zijn kudde, leidt Hij haar naar de weiden van het leven en geeft Hij haar een wet, opdat niemand zich van Hem en van de ware weg, die Hij gewezen heeft, verwijdert, maar allen onder Zijn invloed en werking een heilig leven leiden. Bij het laatste avondmaal viert Hij met plechtige ritus en toebereiding het nieuwe paasoffer en voorziet Hij in de voortzetting daarvan door de goddelijke instelling van de Eucharistie. Daags daarop draagt Hij, tussen hemel en aarde opgeheven, het heilbrengend offer van Zijn leven op, en laat Hij uit Zijn doorboorde zijde als het ware de sacramenten ontspringen, die de schatten van de verlossing aan de zielen verlenen. En bij dat alles heeft Hij als enig doel de glorie van Zijn Vader en de altijd grotere heiliging van de mens.
Bij Zijn intrede in het verblijf van de hemelse zaligheid wil Hij, dat de eredienst, door Hem in de loop van Zijn sterfelijk leven ingesteld en gebracht, nooit zal onderbroken worden. Immers, Hij laat het mensdom niet als wezen achter, maar zoals Hij het met Zijn krachtige en altijd gerede bescherming te allen tijde bijstaat door in de hemel bij de Vader het ambt van voorspreker waar te nemen Vgl. 1 Joh. 2, 1 , zo helpt Hij het ook door Zijn Kerk, waarin Zijn goddelijke tegenwoordigheid door alle eeuwen heen voortduurt. Die Kerk heeft Hij gesteld tot "zuil van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) en uitdeelster van de genade, en heeft Hij door Zijn kruisoffer gesticht, gewijd en voor eeuwig bevestigd. Vgl. Paus Bonifatius IX, Bul, Ab origine mundi (7 okt 1391) Vgl. Paus Calixtus III, Summus Pontifex (1 jan 1456) Vgl. Paus Pius II, Brief, Triumphans Pastor (22 apr 1459) Vgl. Z. Paus Innocentius XI, Brief, Triumphans Pastor (3 okt 1678)
De Kerk heeft dus hetzelfde doel, dezelfde taak, hetzelfde ambt gemeen met het Vleesgeworden Woord, d.w.z. allen de waarheid te leren, de mensen te leiden en te besturen en aan God het aangename en welgevallige offer op te dragen, en aldus tussen de Schepper en de schepselen die bewonderenswaardige verbondenheid en eenheid te herstellen, welke de Apostel der heidenen met de volgende woorden duidelijk aangeeft: "Gij zijt niet langer vreemdelingen en gasten, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op de grondslag van de apostelen en profeten, waarvan Christus Jezus de hoeksteen is. In Hem wordt heel het gebouw bijeengehouden en rijst het op tot een tempel, heilig in de Heer; in Hem wordt ook gij opgebouwd tezamen met de anderen tot een woning van God in de Geest". (Ef. 2, 19 - 22)
Derhalve heeft de door de goddelijke Verlosser gestichte gemeenschap zowel door haar leer en bestuur als door haar offer en de door Hem ingestelde sacramenten, als ten slotte door de van Hem ontvangen bediening, door het storten van haar gebeden en van haar bloed geen ander doel en streven dan zich dagelijks meer uit te breiden en te groeien. En dit is zeker het geval, wanneer Christus als het ware uitgebouwd en uitgebreid wordt in de zielen van de mensen en omgekeerd de zielen van de mensen worden gebouwd en uitgebreid in Christus, zodanig, dat in deze aardse ballingschap de heilige tempel dagelijks meer aangroeit, waarin de goddelijke Majesteit de welgevallige wettige eredienst ontvangt. Bij iedere liturgische handeling derhalve is tegelijk met de Kerk ook haar goddelijke Stichter aanwezig. Christus is tegenwoordig in het hoogheilig offer van het altaar, zowel in de persoon van Zijn bedienaar als vooral onder de eucharistische gedaanten. Hij is tegenwoordig in de sacramenten door Zijn kracht, die Hij er instort om er nuttige instrumenten van heiliging van te maken. Hij is ten slotte tegenwoordig bij de tot God gerichte lofprijzingen en smeekbeden volgens het woord: "Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in hun midden." (Mt. 18, 20)
De heilige Liturgie vormt dus de openbare eredienst, die onze Verlosser, het hoofd van de Kerk, aan de hemelse Vader brengt en die de gemeenschap van de gelovigen aan haar Stichter en door Hem aan de eeuwige Vader brengt, en om alles kort uit te drukken: de Liturgie maakt de integrale openbare eredienst uit van het mystieke Lichaam van Jezus Christus, d.i. van het Hoofd en van Zijn ledematen.
De liturgische actie begon met de stichting zelf van de Kerk. Immers, de eerste christenen "bleven volharden in de leer van de Apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken van het brood en in het gebed" (Hand. 2, 42). Overal waar de herders een groep gelovigen kunnen bijeenbrengen, richten zij een altaar op, waarop zij het offer opdragen en waaromheen de andere riten gegroepeerd worden, die bestemd zijn tot heiliging van de mensen en tot verheerlijking van God. Onder die riten komen op de eerste plaats de Sacramenten, d.w.z. de zeven hoofdbronnen van heil; vervolgens de viering van de goddelijke lofprijzing, waardoor de gelovigen ook gezamenlijk de aansporing van de apostel Paulus nakomen: "Leert en vermaant elkander met allerlei wijsheid! Looft God in uw harten op lieflijke wijze met psalmen, gezangen en geestelijke liederen" (Kol. 3, 16); verder, de lezing van de wet en van de profeten, van het evangelie en van de brieven van de apostelen; en ten slotte de homilie of de preek, waarin de voorzitter van de bijeenkomst herinnert aan de voorschriften van de goddelijke Meester en er nuttige verklaringen van geeft, de voornamere feiten en gebeurtenissen uit het leven van Christus vermeldt en al de aanwezigen opwekt met aan de omstandigheden aangepaste vermaningen en voorbeelden.
De eredienst organiseert en ontwikkelt zich overeenkomstig de omstandigheden en de behoeften van de christenen; hij wordt met nieuwe riten, ceremonies en formulieren verrijkt en dat altijd met dezelfde bedoeling, "dat wij door die tekenen onszelf aansporen, voor onszelf te weten komen, hoeveel wij gevorderd zijn en onszelf nog krachtiger opwekken om die vorderingen te vergroten; naarmate immers de gesteltenis vuriger is geweest, zal de uitwerking meer waard zijn". H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 130, ad Probam, 18 Zo verheft de ziel zich dus meer en beter tot God; zo is het priesterschap van Jezus Christus heel de loop van de eeuwen door altijd werkzaam, want de heilige Liturgie is niets anders dan de uitoefening van dit priesterschap. Zoals haar goddelijk Hoofd, zo is ook de Kerk altijd bij haar kinderen tegenwoordig, helpt zij ze, spoort zij ze tot heiligheid aan, opdat ze eenmaal, met de bovennatuurlijke luister daarvan gesierd, tot de hemelse Vader terugkeren. Zij doet degenen, die met dit aardse leven zijn begiftigd, als het ware herboren worden tot het bovennatuurlijk leven. Zij sterkt ze met de kracht van de Heilige Geest voor hun strijd tegen de onverzoenlijke vijand; zij roept de christenen naar de altaren en spoort hen door herhaalde raadgevingen en uitnodigingen aan tot de viering van het eucharistisch offer en tot deelname daaraan en zij voedt ze met de spijze van de engelen om hen voortdurend sterker te doen worden. Zij zuivert en troost degenen, die door hun zonde gewond en bevlekt zijn. Zij wijdt met een wettige ritus degenen, die door goddelijke roeping tot de priesterlijke bedieningen worden geroepen. Zij versterkt met hemelse genade en gaven het reine huwelijk van degenen, die bestemd worden om een christelijk gezin te stichten en op te bouwen. En ten slotte na de laatste uren van dit sterfelijk leven te hebben opgebeurd en verkwikt met de eucharistische teerspijze en de zalving van het heilig Oliesel, vergezelt zij de stoffelijke overblijfselen van haar kinderen met de hoogste moederliefde naar het graf, bestelt ze eerbiedig ter aarde, beschermt ze met het verdedigingswapen van het kruis, opdat ze eenmaal zegevierend over de dood uit het graf mogen opstaan. Bovendien spreekt zij ook over hen, die zich aan de dienst van God wijden om de volmaaktheid van het religieuze leven te verkrijgen, onder heilbeden op plechtige wijze haar zegen uit. Ten slotte reikt zij aan de zielen, die in het louteringsvuur gereinigd moeten worden en smeken om hulp en gebed, haar helpende hand, om ze eindelijk gelukkig tot de eeuwige zaligheid te geleiden.