MEDIATOR DEI ET HOMINUMOver de Heilige Liturgie
(Soort document: Paus Pius XII - Encycliek)
Paus Pius XII -
20 november 1947
1. Het priesterlijk ambt van Christus wordt in de Liturgie voortgezet.
"
De Middelaar tussen God en de mensen" (
1 Tim. 2, 5), de grote Hogepriester, die in de hemelen is doorgedrongen, Jezus, de Zoon van God
Vgl. Hebr. 4 , heeft, toen Hij het werk van barmhartigheid op zich nam, waardoor Hij het mensdom met bovennatuurlijke gaven verrijkt heeft, zonder twijfel de bedoeling gehad, de orde tussen de mens en zijn Schepper, welke eenmaal door de zonde was verstoord, te herstellen, en het rampzalige nageslacht van Adam, dat door de erfzonde was besmet, tot de hemelse Vader, het eerste beginsel en het hoogste doel van alles, terug te brengen. Daarom heeft Hij gedurende Zijn verblijf op aarde niet alleen de boodschap van het begin van de verlossing gebracht en de aanvang van het rijk Gods aangekondigd, maar ook door voortdurend gebed en zelfopoffering gewerkt aan het heil van de zielen, totdat Hij op het kruis Zich als smetteloos offer opdroeg aan God, om ons geweten te reinigen van dode werken tot de dienst van de levende God.
Vgl. Hebr. 9, 14
Aldus werden alle mensen van de weg, die hen ellendigerwijze leidde naar ondergang en verderf, gelukkigerwijze teruggeroepen en opnieuw tot God gericht, om door ieders persoonlijke medewerking aan eigen heiliging, de vrucht van het bloed van het vlekkeloze Lam, aan God de verschuldigde eer te brengen.
De goddelijke Verlosser wilde echter, dat het priesterlijk leven, door Hem in Zijn sterfelijk Lichaam met Zijn gebeden en Zijn offer begonnen, gedurende de loop der eeuwen niet zou onderbroken worden in Zijn mystiek Lichaam: de Kerk. Daarom stelde Hij een zichtbaar priesterschap in, om op alle plaatsen de zuivere offerande op te dragen
Vgl. Mal. 1, 11
, opdat de mensen uit de streken van het Oosten of het Westen van de zonde bevrijd uit gewetensplicht vrijwillig en blijde God zouden dienen.
De Kerk derhalve, trouw gehoorzamend aan het bevel van haar Stichter, zet het priesterlijke ambt van Jezus Christus vooral door de heilige Liturgie voort. Dit doet zij op de eerste plaats aan de altaren, waar het offer van het kruis voortdurend wordt voorgesteld Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2-5 en, alleen met verschil in de wijze van offeren, wordt hernieuwd. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6 Zij doet het vervolgens door de sacramenten, die bijzondere werktuigen zijn, door middel waarvan de mensen deel krijgen aan het bovennatuurlijk leven. Zij doet het ten slotte door de lofprijzing, die dagelijks wordt aangeboden aan de algoede, allerhoogste God. "Welk een liefelijk schouwspel" - aldus onze voorganger, Pius XI z.g. - "biedt de biddende Kerk aan hemel en aarde: onafgebroken, alle dagen en alle nachten, worden op aarde de onder goddelijke ingeving geschreven psalmen gezongen; geen enkel uur van de dag is er zonder de heiliging door een eigen liturgie; geen enkele leeftijd is er, die niet zijn eigen plaats heeft in dit koor van dankzeggingen, van lofprijzingen, van zoen- en smeekbeden, van dit gezamenlijk gebed van het mystieke Lichaam van Christus: de Kerk." Paus Pius XI, Encycliek, Over het gebed en het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus te brengen in de tegenwoordige beproevingen der mensheid, Caritate Christi Compulsi (23 mei 1932), 17
2. De studie van de Liturgie en de liturgische vernieuwing worden door de Kerk geprezen en bevorderd
Het is u voorzeker bekend, eerbiedwaardige broeders, dat er tegen het einde van de vorige en in het begin van deze eeuw een buitengewone wedijver ontstaan is in liturgische studies, zowel door het lofwaardig initiatief van particulieren als vooral door de ijverige en volhardende werkzaamheid van sommige kloosters van de beroemde orde van St. Benedictus. Aldus ontwikkelde zich niet alleen bij vele volken van Europa maar ook in overzeese landen een prijzenswaardige en vruchtbare beweging op dit gebied. De heilzame gevolgen van deze vurige wedstrijd werden zichtbaar op het veld van de gewijde wetenschappen, waar de liturgische kerkgebruiken van de westerse en oosterse Kerk breder en dieper bestudeerd en gekend werden, alsook in het geestelijk en persoonlijk leven van vele christenen.
De kennis, het begrip en de waardering van de verheven ceremonies van het offer van het altaar werden beter, de deelname aan de Sacramenten algemener en veelvuldiger; de liturgische gebeden werden met groter zoetheid gesmaakt en de eucharistische eredienst werd - zoals men werkelijk moet houden - als de bron en de oorsprong van de ware christelijke godsvrucht beschouwd. Bovendien kwam duidelijker in het licht te staan, dat alle gelovigen één zeer nauw samenhangend lichaam uitmaken, waarvan Christus het Hoofd is, en dat het christenvolk de plicht heeft, op een wijze, die aan zijn stand beantwoordt, aan de liturgische riten deel te nemen.
Gij zijt ongetwijfeld zeer goed op de hoogte van het feit, dat deze Apostolische Stoel altijd grote zorg heeft gehad voor de vorming van het hem toevertrouwde volk tot een juist en levendig liturgisch besef en dat hij met niet minder ijver gewerkt heeft voor een, ook naar buiten uitstralende, waardige luister van de heilige riten. Wat ons zelf betreft, wij hebben in dezelfde lijn in 1943, bij de gebruikelijke toespraak tot de vastenpredikers van deze heilige stad, hen krachtig aangespoord om hun hoorders op te wekken tot een altijd vuriger deelname aan het eucharistisch offer.
Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Over de natuur en de kracht van het gebed - tot de pastoors en de vastenpredikanten van Rome, La paterna Parola (13 mrt 1943), 11-12 Verder, nog kort geleden hebben wij, met de bedoeling dat de liturgische gebeden beter zouden begrepen worden en dat de ware zin en schoonheid er van gemakkelijker zouden worden gevat, een uit de grondtekst bewerkte nieuwe Latijnse vertaling laten maken van het boek der psalmen, dat in de Katholieke Kerk zulk een groot deel van deze gebeden uitmaakt.
Vgl. Paus Pius XII, Motu Proprio, Over het gebruik van de nieuwe Latijnse psalmvertaling bij het bidden van het heilig Officie, In Cotidianis Precibus (24 mrt 1945)
3. Een bijzondere leiding van de paus is echter nodig.
Evenwel, terwijl deze liturgische beweging om haar heilzame vruchten ons een grote troost biedt, vordert onze gewetensplicht, onze aandacht te vestigen op deze vernieuwing, zoals die door sommigen wordt voorgestaan, en er met zorg voor te waken, dat de genomen initiatieven niet de perken te buiten gaan en niet geheel en al in verkeerde richting afdwalen.
4. Er wordt immers misdaan door te kort komen en door overdrijving, zelfs met gevaar voor de zuiverheid van het geloof.
Welnu, van de ene kant nemen wij met grote droefheid waar, dat in sommige streken de zin, het begrip en de ijver voor de heilige Liturgie soms gebrekkig of bijna geheel afwezig zijn. Van de andere kant bemerken wij met veel bezorgdheid, en niet zonder vrees, dat sommigen al te zeer vervuld zijn met een zucht naar nieuwigheden en van de weg van de gezonde leer en van de voorzichtigheid afdwalen. Inderdaad, onder hun plannen en wensen voor een liturgische vernieuwing mengen zij dikwijls beginselen, die ofwel in theorie ofwel in praktijk deze zeer heilige zaak in gevaar brengen en haar somtijds bevlekken met dwalingen, die het katholiek geloof en de katholieke ascese raken.
Nu moet de zuiverheid van geloof en moraal de karakteristieke regel zijn van deze gewijde wetenschap, die volkomen in overeenstemming moet zijn met de zeer wijze uitspraken van de Kerk. Het is dus onze plicht, te prijzen en aan te bevelen wat goed gedaan is, maar datgene, wat van de ware en juiste weg afwijkt, te weerhouden of af te keuren.
Daarbij moeten echter de lauwen en tragen niet denken, dat onze afkeuring van de dwalenden en onze beteugeling van de te voortvarenden voor hen een goedkeuring inhoudt, en evenmin moeten de onvoorzichtigen menen, dat ons berispen van de nalatigen en tragen een lofprijzing voor hen betekent.
5. Om de bijzondere toestanden van de westerse Kerk zal het vooral gaan over de Latijnse Liturgie
Wanneer wij nu in deze encycliek voornamelijk over de Latijnse Liturgie handelen, dan is dit niet te wijten aan een geringere achting voor de eerbiedwaardige Liturgieën van de oosterse Kerk. De riten daarvan, ons overgeleverd door oude, heerlijke gedenkstukken, zijn ons even dierbaar. Neen, de reden ligt veeleer in de bijzondere omstandigheden van de westerse Kerk. Deze zijn van die aard, dat zij een ingrijpen van ons gezag op dit gebied schijnen te vorderen.
6. Het belang van dit onderwerp vanwege de tweedracht onder de volken.
Laten dus alle christenen met een leerzaam hart luisteren naar de stem van de Vader van allen. Deze verlangt vurig, dat zij allen in innige vereniging met hem tot het altaar Gods zullen naderen, in de belijdenis van hetzelfde geloof, in gehoorzaamheid aan dezelfde wet en in deelname met één mening en één wil aan hetzelfde offer. Dat eist ongetwijfeld de aan God verschuldigde eer; dat vorderen ook de behoeften van onze tegenwoordige tijd. Immers, nadat een langdurige en wrede oorlog de volken door naijver en bloedvergieten heeft verdeeld, trachten de goedwillenden terecht, allen op de best mogelijke wijze weer tot eendracht te brengen. Geen enkel plan of onderneming echter is, dunkt ons, hierbij van zulk een uitwerking als een vurige godsdienstige geest en ijver, waardoor alle christenen moeten bezield zijn en zich moeten laten leiden. Zo zullen zij, in oprechte aanvaarding van dezelfde waarheden en in spontane en blijde volgzaamheid voor hun herders, in de uitoefening van de aan God verschuldigde eredienst een broederlijke gemeenschap uitmaken, want "
hoe talrijk ook, zijn wij één lichaam, wij allen, die deel hebben aan het éne Brood". (
1 Kor. 10, 17)
© 1961, Ecclesia Docens 0156, uitg Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: F.A.J. van Nimwegen CssR