William Kardinaal Levada - 3 mei 2011
De Kerk moet in de persoon van de bisschop of iemand die daartoe van hem de opdracht heeft gekregen, de bereidheid tonen te luisteren naar de slachtoffers en hun verwanten en te zorgen voor hun pastorale en psychologische bijstand. In de loop van zijn pastorale reizen heeft paus Benedictus XVI door zijn bereidheid slachtoffers van seksueel misbruik te ontmoeten en naar hen te luisteren een bijzonder belangrijk voorbeeld gegeven. Naar aanleiding van deze ontmoetingen heeft zich de Heilige Vader in bewoordingen van medeleven en bemoediging tot de slachtoffers gericht, evenals in zijn Paus Benedictus XVI - Brief
Aan de Katholieken van Ierland
Over de gevallen van seksuele misbruik van kinderen
(19 maart 2010) Paus Benedictus XVI, Brief, Over de gevallen van seksuele misbruik van kinderen, Aan de Katholieken van Ierland (19 mrt 2010), 6: “U hebt verschrikkelijk geleden en dat spijt mij werkelijk. Ik weet dat niets het kwaad ongedaan kan maken. Uw vertrouwen is beschaamd en uw waardigheid geschonden”.
In enkele landen werden op kerkelijk vlak preventieve opvoedingsprogramma’s gestart, die een “veilige omgeving” voor minderjarigen moeten garanderen. Deze programma’s trachten zowel de ouders, als ook hen die in de pastoraal en op school werkzaam zijn, te helpen om symptomen van seksueel misbruik te herkennen en passende maatregelen te treffen. Vaak hebben de genoemde programma’s erkenning gekregen als een model voor hoe seksueel misbruik van minderjarigen in de huidige maatschappij effectief beperkt kan worden.
In 2002 zei Paus Johannes Paulus II: “In het priesterschap en het religieuze leven is geen plaats voor iemand die jonge mensen kwaad zou kunnen doen”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de kardinalen van de Verenigde Staten (23 apr 2002), 3 Deze woorden herinneren aan de specifieke verantwoordelijkheid van bisschoppen, hogere oversten en degenen die voor de vorming van toekomstige priesters en religieuzen zorg dragen. De desbetreffende aanwijzingen in de postsynodale apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Pastores Dabo Vobis
Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
(25 maart 1992), evenals de instructies van de bevoegde dicasteries van de Heilige Stoel richten in toenemende mate de blik op het belang van een juiste verduidelijking van wat roeping betekent en een gezonde menselijke en geestelijke vorming van de kandidaten. Daarbij gaat het in het bijzonder erom dat de kandidaten de kuisheid en het celibaat van de clerici, evenals hun verantwoordelijkheid in het geestelijk vaderschap hoogachten en hun kennis van de desbetreffende voorschriften van de Kerk kunnen verdiepen. Preciezere aanwijzingen kunnen in de programma’s van de opleidingen van de seminaries en de huizen waar vorming plaatsvindt, in ieder land, ieder instituut van gewijd leven en iedere gemeenschap van apostolisch leven door middel van de desbetreffende Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten)
Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica
Fundamentele normen voor de priestervorming (6 januari 1970) worden opgenomen.
Bovendien moet er bijzonder belang worden gehecht aan de vereiste uitwisseling van informatie; vooral in verband met de kandidaten voor het priesterambt of lidmaatschap van een orde die overgaan van het ene seminarie naar het andere, van het ene bisdom naar het andere of van een orde naar een bisdom.
Het seksueel misbruiken van een minderjarige is niet alleen een strafbaar feit, maar ook een misdaad die civielrechtelijk wordt vervolgd. Hoewel de betrekkingen met de burgerlijke autoriteiten in de landen afzonderlijk verschillend zijn, is het toch belangrijk met de bevoegde instanties samen te werken met inachtneming van de betreffende bevoegdheden. In het bijzonder dient men te letten op de civiele juridische bepalingen betreffende de plicht tot aangifte voor dergelijke misdaden, echter behoudens het forum internum van het Sacrament van Boete en Verzoening. Vanzelfsprekend beperkt zich deze samenwerking niet slechts tot de door clerici begane misbruiken, maar bestaat bij delicten die religieuzen of leken die in kerkelijke instellingen werkzaam zijn, betreffen.