Paus Benedictus XVI - 11 mei 2011
De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) bevestigt: “Door de schepping roept God ieder wezen van het niets tot het bestaan. Zelfs na de gelijkenis met God door de zonde te hebben verloren, blijft de mens geschapen naar Gods beeld. Hij behoudt het verlangen naar Hem die hem roept tot het bestaan. Alle godsdiensten getuigen over die essentiële zoektocht van de mens.” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2566 We zouden kunnen zeggen - zoals ik heb aangetoond in mijn Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Het gebed
1e catechese in de reeks over het christelijk gebed
(4 mei 2011) - dat er nooit een grote beschaving heeft bestaan die niet godsdienstig was, en dit vanaf de oudste tijden tot op onze dagen.
De mens is godsdienstig van natuur, hij is een ‘homo religiosus’ zoals hij ook een ‘homo sapiens’ en een ‘homo faber’ is. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) bevestigt ook: “Gods verlangen staat gegrift in het hart van de mens, want de mens is geschapen door God en voor God.” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 27 Het beeld van de Schepper is afgedrukt in zijn wezen. Hij voelt de noodzaak aan een licht te vinden dat een antwoord geeft op de vraagstukken die de diepe zin van de werkelijkheid aanbelangen; dat antwoord kan hij niet vinden in zichzelf of in de evolutie of in de empirische wetenschap. De ‘homo religiosus’ hoort niet uitsluitend thuis in de werelden van de oudheid, overal in de geschiedenis van de mensheid komt men hem tegen. Zo heeft het rijke domein van de menselijke ervaring verschillende vormen van godsdienstigheid zien geboren worden in een poging om een antwoord te vinden op het verlangen naar volheid en geluk, op de behoefte van het heil, op zoek naar zingeving. De moderne mens die alles tot getallen herleidt is net zoals de grotbewoner in de religieuze ervaring op zoek naar een middel om zijn eindigheid te overstijgen en zekerheid te brengen in zijn hachelijk aards avontuur. Ten andere, zonder een blik over de horizon zou het leven zijn volle betekenis verliezen. Ook het geluk waar we allen naar streven, wordt spontaan geprojecteerd op de toekomst in een morgen die nog tot stand moet komen. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) het op een overzichtelijke manier onderlijnd: “De mensen verwachten van de godsdiensten een antwoord op de verborgen raadsels van de situatie van de mens hier op aarde; raadsels die, gisteren en vandaag, grondig het mensenhart beroeren. Wat is de mens? Wat is de zin en het doel van het leven? Wat is goed en wat is zonde? Wat is de oorzaak en het doel van het lijden? Welke weg moeten we volgen om echt gelukkig te zijn? Wat is de dood, het oordeel en de beloning of vergelding na de dood? En wat is uiteindelijk dat laatste en onuitsprekelijk geheim dat ons bestaan omvat, van waaruit we onze oorsprong gekregen hebben en waarnaar we ons richten?” 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1. De mens weet dat hij niet alleen kan beantwoorden aan die fundamentele nood om dat alles te begrijpen. Zelfs als hij de illusie had en die bleef koesteren dat hij zijn eigen zaken kon oplossen, wordt hij gewaar dat dat niet waar is. Hij voelt de behoefte om zich open te stellen voor iets anders, naar iets of naar iemand toe die hem zou kunnen geven wat hem ontbreekt. Hij moet uit zichzelf weggaan om naar Hem te gaan die in staat is om de wijdte en de diepte van zijn verlangen te vullen.