Paus Benedictus XVI - 21 april 2011
Beste Broeders en Zusters,
Het centrum van deze liturgische viering is de wijding van de H. Oliën: de olie voor de zalving van de catechumenen, deze voor de zalving van de zieken en het heilig chrisma voor de grote Sacramenten, die de H. Geest schenken zoals: het Vormsel, de Priesterwijding en de Bisschopswijding. In de Sacramenten raakt de Heer ons bij middel van de elementen van de schepping. De eenheid tussen de schepping en de verlossing wordt zichtbaar. De Sacramenten zijn de uitdrukking van de lichamelijkheid van ons geloof, die het lichaam en de ziel omhelzen, de gehele mens dus. Het brood en de wijn zijn de vruchten van de aarde en het werk van de mensen. De Heer heeft ze uitgekozen als dragers van Zijn aanwezigheid. De olie is symbool van de H. Geest en verwijst ons tevens naar Christus, want ”Christus” (Messias) betekent “de Gezalfde”. De mensheid van Jezus, door de eenheid van de Zoon en de Vader, is ingesloten in de “cum unione” mede-éénheid van de H. Geest en op deze wijze is ze “gezalfd” op een unieke wijze en is ze doordrongen van de H. Geest. Wat met de Koningen en de Priesters van het Oude Verbond op een symbolische manier gebeurde tijdens de zalving met olie, met dewelke zij gegrondvest werden in hun bediening, geschiedt in Jezus in Zijn volle werkelijkheid: Zijn mensheid is doordrongen door de Kracht van de H. Geest. Hij opent onze mensheid voor de gave van de H. Geest. Hoe meer wij verenigd zijn met Christus, hoe meer wij door de Geest, de H. Geest, vervuld worden. Wij noemen ons “Christenen”: “gezalfde” personen, die aan Christus toebehoren, die delen in Zijn zalving, en vervuld worden door zijn Geest. “Ik wil mij niet alleen Christen genoemd worden, maar ik wil het ook werkelijk zijn” heeft de H. Ignatius van Antiochië gezegd. Dat deze Heilige Oliën, die we nu gaan wijden, ons de intrinsieke betekenis en opgave van het woord “Christen” in herinnering brengen en laten we de Heer bidden, om niet enkel en alléén Christenen genoemd te worden, maar om het ook werkelijk te zijn.
Tijdens de Liturgie van deze dag , zoals wij reeds gezegd hebben, worden er drie oliën gewijd. In deze drievoudige (triade) wijding worden er drie essentiële dimensies van onze Christelijke existentie uitgedrukt, waarover we ons even willen bezinnen.
Allereerst is er de olie van de Catechumenen. Deze olie toont aan, hoe wij reeds in het begin geraakt worden door Christus en door de H. Geest: een innerlijke aanraking door dewelke de Heer de personen naar Hem toetrekt. Door deze eerste zalving, die nog vóór ons doopsel gebeurt, wordt onze blik gericht op de personen, die zich op weg begeven naar Christus, naar diegenen, die op zoek zijn naar het geloof, die zoeken naar God (quaerêre Deum). De olie van de Catechumenen zegt ons, dat het niet alleen de mensen zijn die God zoeken. God zelf is naar ons op zoek gegaan. Het feit dat Hij zelf mens geworden is en in de afgrond van onze menselijke existentie is afgedaald, tot in de nacht van de dood, toont ons hoeveel God de mens, zijn schepsel lief heeft. Gedreven door de Liefde, heeft God zich op weg begeven naar ons “Mij zoekende, bent u gaan zitten, vermoeid... dat zo’n inspanning toch niet vruchteloos weze!” bidden wij in het Dies Irae. God is op zoek naar mij. Wil ik het toegeven? Wil ik dat Hij mij kent, dat Hij mij vindt? God houdt van de mensen. Hij gaat ons voor in de onrust van ons hart, van onze vragen en ons zoeken in de onrust van ons eigen hart. Het “gedreven zijn” om Hem beter te leren kennen, om Hem beter te beminnen, mag in ons niet uitgedoofd worden. In deze zin zouden wij altijd Catechumenen moeten blijven: “Zoek zonder ophouden Zijn Gelaat” zegt de Psalm. (Ps. 105, 4) Augustinus heeft dit becommentarieerd: God is zodanig groot dat Hij oneindig onze kennis, ons hele wezen overstijgt. De Godskennis wordt nooit uitgeput. Heel de eeuwigheid, kunnen wij met een overstijgende vreugde, Hem voortdurend zoeken om Hem meer te kennen en om Hem meer te beminnen. “Ons hart blijft onrustig totdat wij in Hem rusten” heeft Augustinus gezegd in zijn H. Augustinus
Confessiones
Belijdenissen (). Ja, de mens is onrustig, want al wat tijdelijk is, is te weinig. Maar zijn wij onrustig omwille van Hem! Hebben wij ons niet neergelegd bij Zijn afwezigheid, en zoeken wij niet in onze zelfvoldaanheid te leven? Laten we toch zo’n beperkingen of verminderen van ons menselijk wezen niet toelaten! Laten we voortdurend op weg zijn naar Hem, heimwee hebben naar Hem, om op een nieuwe manier altijd nieuwe Kennis en Liefde te ontvangen!
Dan is er de olie voor de Zalving van de zieken. Wij kennen allen die talloze personen die lijden: de hongerigen en de dorstigen, de slachtoffers van geweld op alle continenten, de zieken met al hun pijnen, hun hoop en wanhoop, de vervolgden en de verdrukten, de personen met een gebroken hart. In de eerste zending van de apostelen door Jezus, zegt de H. Lucas “Hij zond ze om het Rijk Gods te verkondigen en om genezingen te doen.” (Lc. 9, 2) Genezen is een primordiale opdracht die Jezus aan Zijn Kerk heeft toevertrouwd, volgens het voorbeeld dat Hijzelf heeft gegeven, toen Hij al genezend rondging in alle streken van het land. De voornaamste opdracht van de Kerk blijft de verkondiging van het Rijk Gods. Maar juist deze verkondiging moet een genezingskracht bezitten. “...hen genezen, die een gebroken hart hebben” zegt ons vandaag de eerste lezing van de profeet Jesaja (Jes. 61, 1) De verkondiging van Godsrijk, en van de oneindige goedheid van God moet er naar trachten om het gewonde hart van de mensen te genezen. De mens is door zijn essentie een relatiewezen. Doch, als de fundamentele relatie, de relatie tot God gestoord is, dan is al het andere ook gestoord. Als onze betrekking tot God verstoord is, als de fundamentele relatie van ons wezen op een dwaalspoor zit, kunnen wij ook niet werkelijk, het lichaam en de ziel, genezen. Daarom komt de eerste en fundamentele genezing tot stand in de ontmoeting met Christus, die ons met God verzoent en ons gebroken hart geneest. Maar boven deze kernopgave, is de essentiële missie van de Kerk de concrete genezing van de ziekte en het lijden. De olie voor de Ziekenzalving is de zichtbare sacramentele uitdrukking van deze opdracht. Van in het begin is de roeping om te genezen gerijpt in de Kerk, alsook de daadwerkelijke liefde naar mensen die gekweld zijn in hun lichaam en in hun ziel.
Hier is ons de gelegenheid gegeven om de zusters en broeders te bedanken, die in de gehele wereld aan de mensen liefde geven, zij die genezen, zonder rekening te houden, noch met hun religieuze of sociale levenssituatie. Vanaf Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Elisabeth van Hongarije
(20 oktober 2010), Vincentius a Paolo, Louise de Marillac, Camille de Lellis tot aan H. Paus Johannes Paulus II - Homilie
Zaligverklaring Moeder Teresa van Calcutta
(19 oktober 2003), om er maar enkele op te noemen, zien we een lichtend spoor van mensen die de wereld doorkruisen, die haar oorsprong vindt in de Liefde van Christus voor de lijdenden en de zieken. Voor hen danken we nu de Heer. We danken ook degenen, die door hun geloof en door hun liefde, zich aan de kant van de lijdenden hebben geplaatst, en daardoor van Gods liefde getuigd hebben. De olie voor de Ziekenzalving is een teken van de olie van het hart, die deze personen, met hun professionele bevoegdheid brengen aan de personen die lijden. Zonder over Christus te spreken, openbaren ze Hem.
Ik richt mij ten slotte tot jullie, mijn waardige confraters in het Priesterlijk ambt. Witte Donderdag is op een speciale manier onze dag. Op het uur van het Laatste Avondmaal heeft de Heer het Priesterschap van het Nieuwe Testament ingesteld. “Wijd ze toe in de Waarheid.” (Joh. 17, 17) heeft Hij gebeden tot de Vader, toen Hij bad voor de apostelen en voor de priesters van alle tijden. Met een grote erkentelijkheid voor onze roeping en tevens met nederigheid omwille van al onze gebreken, willen wij nu onze “Ja” op de roep van de Heer hernieuwen: “Ja, ik wil mij intiem met de Heer Jezus verenigen, ik wil verzaken aan mezelf en me laten stuwen door de Liefde van Christus.”
Amen.