DE BETEKENIS VAN DE PROCESSIE OP PALMZONDAGPalmzondag en Passie van de Heer 2011 - Diocesane Wereldjongerendag
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Homilie)
Paus Benedictus XVI -
17 april 2011
DE BETEKENIS VAN DE PROCESSIE OP PALMZONDAG
Palmzondag en Passie van de Heer 2011 - Diocesane Wereldjongerendag
Geliefde Broeders en Zusters,
Beste Jongeren!
Ieder jaar worden wij opnieuw ontroerd als wij met Jezus de berg naar het heiligdom bestijgen, en Hem op de weg naar boven vergezellen. Vandaag juichen jongeren en mensen van elke leeftijd hem over heel de aarde en van alle tijden toe en roepen: “Hosanna, Zoon van David. Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”
Maar wat doen wij eigenlijk als wij ons bij een dergelijke processie aansluiten - tussen al het volk dat met Jezus naar Jeruzalem opging en Hem als Koning van Israël toeriep? Is dit meer dan een ceremonie, een mooi gebruik? Heeft dit iets met de echte realiteit van ons leven en onze wereld te maken? Om hierop te antwoorden, moeten wij eerst duidelijk omschrijven wat Jezus zelf in werkelijkheid gewild en gedaan heeft. Na de geloofsbelijdenis van Petrus in Cesarea Filippi in het uiterste noorden van het Heilig Land, was Jezus als pelgrim naar Jeruzalem op weg gegaan voor de viering van Pasen. Hij is onderweg naar de Tempel in de Heilige stad, naar die plaats waar God had beloofd dat Hij bij zijn Volk zou zijn. Hij is onderweg naar de algemene viering van Pasen, waarop de bevrijding uit Egypte herdacht werd. Het feest was ook een teken van de hoop op definitieve bevrijding. Jezus is er zich van bewust dat een nieuw Pasen Hem wacht en dat Hijzelf door zichzelf te offeren op het Kruis, de plaats zal innemen van de lammeren die geofferd worden. Hij weet dat Hij zich in de mysterievolle gaven van brood en wijn voor altijd zal geven aan de zijnen. Hij zal hen een poort openen naar een nieuwe weg van bevrijding, naar de gemeenschap met de levende God. Hij is op weg naar de hoogte van het Kruis, naar het ogenblik waarop Hij zich geeft. Het ultieme doel van zijn pelgrimstocht is de hoogte van God zelf. Tot die hoogte wil hij de mens verheffen.
Onze processie van vandaag wil dus beeld zijn van iets dieper: beeld van onze pelgrimstocht naar de hoogte van de levende God die wij met Jezus beginnen: Daar gaat het om: naar die hoogte op te gaan. Tot die weg nodigt Jezus ons uit. Maar hoe zullen wij het uithouden op deze weg? Gaat het niet al onze krachten te boven? Ja, opgaan naar deze hoogte gaat onze eigen mogelijkheden te boven. Altijd al - en vandaag meer dan ooit - is de mens vervuld van het verlangen om ‘gelijk te zijn aan God’, om zelf de hoogte van God te bereiken. In alle uitvindingen van de menselijke geest zoekt de mens uiteindelijk vleugels te krijgen en zich tot de hoogte op te verheffen van Hem die IS. Hij wil vrij zijn, helemaal vrij, zoals God vrij is. De mensheid heeft heel veel kunnen verwezenlijken: wij kunnen vliegen. Van het ene uiteinde van de wereld tot het andere kunnen wij elkaar zien, horen en met elkaar spreken. Nochtans is de zwaartekracht die ons naar beneden trekt, heel sterk. Wij hebben met onze mogelijkheden niet alleen het goede doen groeien. De mogelijkheden van het kwaad zijn ook sterk toegenomen en hangen als dreigende orkanen boven de geschiedenis. Ook onze grenzen zijn gebleven. Je hoeft maar te denken aan de catastrofen van de laatste maanden die de mensheid geteisterd hebben en nog teisteren.
De Kerkvaders verklaarden dat de mens zich in evenwicht houdt op de kruising van twee gravitatievelden. In de eerste plaats is er de zwaartekracht die ons naar beneden trekt – naar het egoïsme en het kwaad. Die kracht verwijdert ons ook van de hoogte van God. Aan de andere kant is er de zwaartekracht van Gods liefde. God bemint ons en wij kunnen zijn liefde beantwoorden. Dat trekt ons naar boven. De mens staat in het midden van deze dubbele zwaartekracht en alles hangt daarvan af. Als hij vlucht uit de zwaartekracht van het kwaad om volledig vrij te worden en zich helemaal te laten aantrekken door de zwaartekracht van God, dan maakt God ons echt. Hij verheft ons en schenkt ons de ware vrijheid.
Na de liturgie van het Woord, bij het begin van het Eucharistisch gebed waar de Heer in ons midden komt, spreekt de Kerk ons toe met deze uitnodiging: “Sursum corda – Laten wij ons hart verheffen!” Volgens de opvatting van de Bijbel en uitleg van de Vaders, is het hart het centrum van de mens. Dààr worden intellect, wil en gevoel één: lichaam en ziel. In dit centrum wordt de geest lichaam en het lichaam wordt geest. Dààr worden wil, gevoel en intellect één in de kennis van en de liefde tot God. Dit ‘hart’ moeten wij verheffen. Maar nog eens: alleen zijn wij te zwak om ons hart te verheffen tot de hoogte van God. Wij kunnen het gewoon niet. Juist de hoogmoed waarbij wij denken dat wij het wél kunnen, trekt ons naar beneden en verwijdert ons van God. God zelf moet ons omhoog trekken. En op het Kruis is Christus met onze verheffing begonnen. Hij is afgedaald tot de diepste diepten van het menselijk bestaan om ons omhoog te trekken naar Hem, de levende God. Hij is nederig geworden, zegt ons de tweede Lezing. Alleen zo kon onze hoogmoed overwonnen worden: de nederigheid van God is de uiterste vormgeving van zijn liefde, van zijn nederige liefde die ons omhoog trekt.
In de liturgie van vandaag stelt de Kerk ons processiepsalm 24 voor als ‘pelgrimslied.’ Vgl. Ps. 24 Daarin worden al enkele concrete elementen aangeduid die eigen zijn aan onze tocht naar omhoog. En zonder kunnen wij niet verder trekken naar de hoogte tenzij met onschuldige handen en een zuiver hart. Wij moeten de leugen afzweren en het aangezicht van God zoeken. De grote veroveringen van de techniek maken ons niet vrij. Zij zijn maar elementen van vooruitgang voor de mensheid als zij samengaan met volgende houdingen. Wij moeten zuiver van handen, zuiver van hart zijn. Wij moeten de waarheid en God zelf zoeken. Wij moeten ons laten raken en interpelleren door zijn liefde. Al deze elementen van onze tocht naar boven zijn enkel effectief als wij nederig erkennen dat wij ons door de hoogte moeten laten aantrekken en de hoogmoed waarbij wij ons zelf tot god maken, achter ons laten. Wij hebben nood aan God: Hij trekt ons naar de hoogte en steunt ons met zijn handen - dat is door het geloof . Hij wijst ons de juiste weg en de innerlijke kracht die ons naar boven trekt. Wij hebben een nederig geloof nodig dat het aanschijn van God zoekt en zich toevertrouwt aan de waarheid van zijn liefde.
De vraag hoe de mens de hoogte bereikt, hoe hij helemaal zichzelf wordt en werkelijk gelijkend op God, heeft de mensheid al altijd bezig gehouden. Platonische filosofen van de derde en vierde eeuw hebben er met passie over gediscussieerd. Hun centrale vraag was: hoe kunnen wij middelen vinden die ons zuiveren en ons bevrijden van het zware gewicht dat ons naar beneden trekt. Op welke manier kan de mens de middelen vinden om zich te zuiveren en zich vrij te maken van het zware gewicht dat hem naar beneden trekt. Hoe kan hij zich verheffen tot de hoogte van zijn ware zijn, tot de hoogte van de godheid. Op zijn zoektocht naar de waarheid steunde Sint Augustinus ook een tijd lang op deze filosofie. Maar bij het einde moest hij erkennen dat hun antwoord niet voldeed en dat het niet mogelijk was om met hun methode echt tot God te komen. Hij zegt aan hun vertegenwoordigers: “Erken dat de menselijke kracht en al de methodes tot zuivering niet volstaan om de mens werkelijk te verheffen tot op de goddelijke hoogte, de plaats die hem eigen is." En hij voegt er aan toe dat hij aan zichzelf en aan het menselijk bestaan gewanhoopt zou hebben als hij Hem niet gevonden had die doet wat wijzelf niet kunnen. Hij die ons tot op de hoogte van God brengt, ondanks al onze miserie. Jezus Christus is naar ons neergedaald, neemt ons in zijn gekruisigde liefde bij de hand en leidt ons naar boven.
Samen met de Heer vertrekken wij op pelgrimstocht naar boven. Wij zijn op zoek naar een zuiver hart en zuivere handen. Wij zijn op zoek naar de waarheid. Wij zoeken het aanschijn van God en laten God zien dat wij verlangen tot Hem te komen. En wij bidden tot Hem: trek ons naar boven, zuiver ons, voltrek aan ons de woorden van de processiepsalm als wij zingen dat wij tot de generatie hopen te behoren van hen die God zoeken: “die uw aanschijn zoeken, God van Jacob” (
Ps. 24, 6). Amen
© 2011, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie