Paus Benedictus XVI - 4 november 2010
Door ons door het Sacrament van het Doopsel onder te dompelen in de dood en verrijzenis van Christus worden wij ertoe aangezet om ons hart iedere dag te bevrijden van de last van materiële dingen, van een egoïstische band met de “aarde”, die ons verarmt en ons verhindert beschikbaar te zijn en open te staan voor God en de naaste. In Christus heeft God zich als liefde geopenbaard Vgl. 1 Joh. 5, 7-10 . Het kruis van Christus, het “woord van het kruis”, maakt de reddende macht van God duidelijk Vgl. 1 Kor. 1, 18 , die zich geeft om de mens weer op te richten en hem het heil te brengen: liefde in haar meest radicale vorm Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 12. Door de traditionele praktijken van vasten, aalmoes en gebed, uitdrukkingen van onze inzet tot bekering, leert de Veertigdagentijd de liefde van Christus op een radicalere wijze te beleven. Vasten, dat verschillende drijfveren kan hebben, krijgt voor de Christen een diepe religieuze betekenis: door onze tafel soberder te maken leren wij egoïsme te overwinnen om te leven volgens de logica van gave en liefde; door te verdragen dat wij ons iets ontzeggen – en niet alleen iets overbodigs – leren wij weg te kijken van ons “ik” om Iemand naast ons te ontdekken en God te herkennen in het gelaat van zovele broeders en zusters van ons. Voor de christen heeft vasten niets intimistisch, maar stelt het meer open voor God en de noden van de mensen en zorgt het ervoor dat de liefde voor God ook liefde voor de naaste is Vgl. Mc. 12, 31 .
Op onze weg staan wij vaak ook voor de verleiding van het hebben, van geldzucht. Deze belaagt Gods primaatschap in ons leven. Begeerte naar bezit veroorzaakt geweld, machtsmisbruik en dood; daarom herinnert de Kerk vooral gedurende de veertigdagentijd aan de praktijk van de aalmoes, dat wil zeggen het vermogen om samen te delen. Het verafgoden van goederen verwijdert de mens niet alleen van de ander, maar berooft hem zelf ook, maakt hem ongelukkig, bedriegt hem, misleidt hem zonder waar te maken wat het belooft, aangezien dit materiële goederen in de plaats stelt van God, de enige bron van leven. Hoe kan men Gods vaderlijke goedheid begrijpen, als het hart vol is van zichzelf en eigen plannen, waarmee men zich wijsmaakt de toekomst zeker te stellen? De verleiding is te denken, zoals de rijke in de parabel: “Maar je hebt een grote rijkdom liggen voor lange jaren...”. Wij kennen het oordeel van de Heer: “Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven opeisen...” (Lc. 12, 19-20). De praktijk van de aalmoes is een herinnering aan Gods primaatschap en de aandacht voor de ander, om onze goede Vader opnieuw te ontdekken en zijn barmhartigheid te ontvangen.
Gedurende de hele periode van de Veertigdagentijd biedt de Kerk ons Gods Woord in bijzonder overvloedige mate aan. Door het te overwegen en het ons eigen te maken om het elke dag te beleven, leren wij een kostbare en onvervangbare vorm van gebed, omdat het aandachtig luisteren naar God die tot ons hart blijft spreken de weg van het geloof voedt die wij zijn begonnen op de dag van het Doopsel. Het gebed maakt het ons ook mogelijk om een nieuw begrip van tijd te krijgen: zonder het perspectief van eeuwigheid en transcendentie richt deze onze schreden immers naar een horizon die geen toekomst heeft. In het gebed vinden wij daarentegen tijd voor God om te begrijpen dat zijn “woorden niet voorbij zullen gaan” Vgl. Mc. 13, 31 , om een innige relatie aan te gaan met Hem “die niemand u zal kunnen ontnemen” (Joh. 16, 22) en die ons openstelt voor de hoop die niet teleurstelt, voor het eeuwige leven.
Samengevat, de weg van de veertigdagentijd, waarbij wij worden uitgenodigd om het mysterie van het kruis te overwegen, is bedoeld om “steeds meer op Hem te lijken in zijn sterven” (Fil. 3, 10) om een diepgaande bekering van ons leven te verwezenlijken: ons laten omvormen door de werking van de Heilige Geest, zoals de heilige Paulus op de weg naar Damascus; aan ons leven vastberaden een richting geven overeenkomstig de wil van God; ons bevrijden van ons egoïsme door de drang te overwinnen om anderen te overheersen en door ons open te stellen voor de liefde van Christus. De periode van de Veertigdagentijd is een gunstig ogenblik om onze zwakheid te erkennen, met een oprechte herziening van ons leven de vernieuwende genade van het Boetesacrament te ontvangen en vastbesloten de weg naar Christus te gaan.
Geliefde broeders en zusters, door de persoonlijke ontmoeting met onze Verlosser en door vasten, aalmoes en gebed brengt de weg van bekering naar Pasen ons ertoe ons Doopsel opnieuw te ontdekken. Laten wij deze veertigdagentijd opnieuw de genade aanvaarden die God ons op dat ogenblik heeft gegeven, opdat deze heel ons handelen mag verlichten en leiden. Wij zijn geroepen hetgeen het Sacrament betekent en bewerkstelligt, iedere dag te beleven in een steeds edelmoediger en authentieker navolgen van Christus. Wij vertrouwen ons op deze weg toe aan de Maagd Maria, die het Woord van God in geloof en in het vlees heeft voortgebracht, om ons, zoals zij, onder te dompelen in de dood en verrijzenis van haar Zoon Jezus en het eeuwig leven te bezitten.
Uit het Vaticaan, 4 november 2010
Benedictus XVI