H. Paus Johannes Paulus II - 24 februari 1980
Want het ministerieel of hiërarchisch priesterschap, het priesterschap dus van de bisschoppen en de priesters, met aan hun zijde de bediening van de diakens - bedieningen die gewoonlijk beginnen met de verkondiging van het evangelie - is inderdaad ten nauwste verbonden met de eucharistie. Daar ligt de voornaamste en hoogste bestaansreden van het sacrament van het priesterschap, dat immers tegelijk met de eucharistie en in eenheid met haar is ingesteld. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 15 Het is dan ook niet zonder reden dat de woorden 'blijft dit doen om Mij te gedenken', worden uitgesproken onmiddellijk na de consecratie, en dat wij ze iedere keer wanneer wij het heilig offer vieren, precies zo herhalen. Vanwege dit gebod van de Heer herinnert een Ethiopische liturgie eraan dat de apostelen "voor ons patriarchen, aartsbisschoppen, priesters en diakens hebben aangesteld om de rite van uw heilige kerk te celebreren van uw heilige Kerk": Anaphora S. Athanasii: Prex Eucharistica, Haenggi-Pahl, Fribourg (Zwitserland) 1968, blz. 183.
Door onze wijding, waarvan de viering al volgens het alleroudste liturgische getuigenis verbonden geweest blijkt te zijn met de viering van het misoffer, H. Hippolytus, Traditio Apostolica. nos. 2-4, ed. Botte, Munster-Westfalen 1963, pp. 5-17 is er een bijzondere en zelfs uitzonderlijke band ontstaan tussen ons en de eucharistie. In zekere zin bestaan wij 'uit haar' en 'voor haar', terwijl wij bovendien bepaalde verantwoordelijkheden hebben 'aangaande haar'. Dit geldt zowel van iedere priester afzonderlijk in zijn gemeenschap, alsook van iedere bisschop krachtens de zorg over alle gemeenschappen die hem zijn toevertrouwd, op grond namelijk van die 'zorg voor alle kerken' waarover sint Paulus spreekt. (2 Kor. 11, 28) Het is derhalve aan ons, bisschoppen en priesters, dat dit 'mysterie van het geloof' op de eerste plaats is toevertrouwd. Inderdaad is het eveneens aan het volk van God als geheel geschonken, en aan iedere christen-gelovige afzonderlijk, maar speciaal aan ons is de eucharistie toevertrouwd voor de anderen. Deze anderen verwachten van ons een bijzonder getuigenis van verering en liefde jegens dit sacrament, zodat ook zij gesticht en aangemoedigd worden, en in staat gesteld om 'geestelijke offers te brengen'. (1 Pt. 2, 5)
Zo vormt dus onze verering van de eucharistie - hetzij bij de viering van de mis, hetzij jegens het verheven sacrament - iets als een stimulerende kracht die ons ministerieel of hiërarchisch priesterschap verbindt met het algemeen priesterschap van de gelovigen en dit laat zien in zijn zogenaamde 'verticale dimensie', dat wil zeggen in zijn eigenlijke en allereerste kracht en betekenis. Zijn voornaamste taak vervult de priester wanneer hij de eucharistie viert: daar toont hij zich in de volheid van zijn priesterschap; Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 39 en dit des te meer in de mate dat hij dit mysterie de kans geeft in heel zijn diepte zichtbaar te worden, zodat alleen dit mysterie - door zijn bediening heen - hart en geest van de mensen verlicht. Hierin ligt de hoogste uitoefening van het 'koninklijk priesterschap', 'de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11