H. Paus Johannes Paulus II - 24 februari 1980
Eerbiedwaardige en dierbare BroedersWitte Donderdag vormt voor mij ook dit jaar weer een aanleiding om mij tot u allen te richten in een brief die nauw samenhangt met die welke u, tegelijk met de brief aan de priesters, vorig jaar bij dezelfde gelegenheid ontvangen hebt. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979) Maar eerst wil ik u hartelijk danken dat u mijn brieven in die geest van eenheid ontvangen hebt die de Heer onder ons gevestigd heeft, evenals voor het feit dat u aan uw priesters de gedachten hebt overgebracht waaraan ik bij het begin van mijn pontificaat uiting heb willen geven.
In de liturgie van de Eucharistie op Witte Donderdag hebt u, samen met uw eigen priesters, de verplichtingen en beloften vernieuwd die u ten tijde van uw wijding op u genomen hebt. Bovendien hebben velen van u, eerbiedwaardige en dierbare broeders, mij er nadien over bericht en daar woorden van persoonlijke dank aan toegevoegd. Ja, zelfs hebben zij daar ook dikwijls de dank bij overgebracht van hun priesters. Ook hebben veel priesters zelf laten weten dat zij blij waren, omdat zij het indrukwekkende en plechtige karakter hadden ervaren van de Witte Donderdag-viering als het jaarlijkse 'feest van de priesters', en ook omdat zij het belang inzagen van de onderwerpen die behandeld zijn in de brief die zij hebben gekregen.
Alles tezamen vormen deze reacties een rijk geheel dat eens te meer aantoont welk een hoge achting en grote liefde er bij het overgrote deel van de priesters in de Katholieke Kerk leeft ten aanzien van de priesterlijke levensweg - een weg waarlangs diezelfde kerk al sinds eeuwen voorttrekt; het laat zien hoe intens ze ervan houden en haar hoog hebben, en hoe ze ernaar verlangen diezelfde levensweg ook in de toekomst te blijven volgen.
Maar ik moet hieraan toevoegen dat in die brief aan de priesters maar een paar onderwerpen aan de orde zijn gekomen, wat ik overigens aan het begin van die brief ook heel duidelijk heb gesteld. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979), 2 Bovendien heb ik daarbij vooral uitgewijd over het pastorale karakter van de priesterlijke bediening, maar dat wilde beslist niet zeggen dat die brief dus niet over die groepen van priesters ging, die geen direct pastoraal werk uitoefenen. Wat dit betreft, wil ik nog eens herhalen wat het Tweede Vaticaans Concilie daarover geleerd heeft, en wat de Bisschoppensynode van 1971 daarover heeft verklaard.
Het pastoraal aspect van de priesterlijke bediening blijft altijd het kenmerk van het leven van iedere priester, ook wanneer de taken die hij dag in dag uit te verrichten heeft, geen onmiddellijk verband houden met de pastoraal van de sacramentenbediening. De brief die ik bij gelegenheid van Witte Donderdag aan de priesters geschreven heb, was met andere woorden, zonder enige uitzondering aan hen allemaal gericht, ook al werden daarin - zoals gezegd - niet alle onderwerpen met betrekking tot het leven en de werkzaamheden van de priesters ter sprake gebracht. Mij dunkt dat deze verheldering nuttig is en op haar plaats aan het begin van deze brief.