H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
DIES DOMINI Over de heiliging van de zondag |
|||
► | DIES CHRISTI - De dag van de verrezen Heer en van de gave van de Geest | ||
► | De achtste dag, beeld van de eeuwigheid |
Anderzijds doet het feit, dat de sabbat nu eenmaal de zevende dag van de week is, ons de dag van de Heer bezien in het licht van een aanvullende symboliek die de vaders na aan het hart lag: de zondag is de eerste dag en ook 'de achtste dag'. Dat wil zeggen dat de zondag, gezien de opeenvolging van telkens zeven dagen een unieke en transcendente plaats inneemt die niet alleen het begin van de tijd in zich draagt, maar meer nog de voltooiing ervan in het 'komende tijdperk'. Basilius verklaart, dat de zondag staat voor de werkelijk unieke dag die zal volgen na de huidige tijd, de dag zonder einde die avond noch morgen kent, het onvergankelijke tijdperk, dat geen ouderdom kent; de zondag is de blijvende aankondiging van het leven zonder eind die de hoop van de Christenen doet leven en hen sterkt op hun weg. Vgl. H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 27,66, sc 17, 484-485; (Over de Heilige Geest, Bonheiden 1983) Vgl. Apostolische Vader, Brief van Pseudo Barnabas. 15, 8-9, sc 172, 186-189; opgenomen in De apostolische vaders Vgl. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 24 en 138, pg 6, 528 en 973 Vgl. Origenes van Alexandrië, Commentaar op de Psalmen. 118(119), 1: PG 12, 1588 In het licht van de laatste dag die volledig de voorloperssymboliek van de sabbat zal verwerkelijken, besluit Augustinus zijn H. Augustinus
Confessiones
Belijdenissen () door te spreken over de eschaton als over "vrede van rust, sabbatsvrede, vrede zonder avond". H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. XIII, 50, ccl 27, 272: "Domine, praestitisti nobis pacem quietis, pacem sabbati, pacem sine vespera" De viering van de zondag als tegelijkertijd "eerste dag" en "achtste dag" van de week biedt de Christen het uitzicht op zijn doel: het eeuwig leven. Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 55, 17, csel 34: "Ita ergo erit octavus, qui primus, ut prima vita sed aeterna reddatur"