H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
DIES DOMINI Over de heiliging van de zondag |
|||
► | DIES CHRISTI - De dag van de verrezen Heer en van de gave van de Geest | ||
► | Het wekelijks pasen |
"Wij vieren de zondag omwille van de eerbiedwaardige verrijzenis van onze Heer Jezus Christus niet alleen met Pasen maar ook in het verloop van elke week." In deze woorden getuigde paus Innocentius I H. Paus Innocentius I, Ad Decentium, Si instituta ecclesiastica (19 mrt 416). XXV, 4, 7, PL 20, 555. van een destijds vast gewortelde praktijk die zich vanaf de eerste jaren na Christus' verrijzenis ontwikkeld had. Basilius spreekt van de "heilige zondag, geëerd door de verrijzenis van de Heer en de eerste onder de dagen". H. Basilius van Caesarea, Hom. in Hexaemeron. II, 8, sc 26, 184. En Augustinus noemt de zondag "het sacrament van Pasen". H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. XX, 20, 2, CCL 36, 203 H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 55, 2, CSEL 34, 170-171. Deze zeer directe band tussen de zondag en de verrijzenis van de Heer wordt door alle kerken, zowel van het westen als het oosten, benadrukt. In de oosterse kerken is elke zondag met name de anastasimos hêmera, de dag van de verrijzenis Deze verwijzing naar de verrijzenis is uitermate duidelijk in de Russische taal, waarin de zondag zonder meer Waskrisjenje, ofwel 'verrijzenis' heet. en vanwege deze wezenstrek is deze dag het middelpunt van alle eredienst.
In het licht van die ononderbroken en universele overlevering ziet men duidelijk dat, zelfs als de dag des Heren, zoals gezegd is, zijn wortels heeft in het werk zelf van de schepper en rechtstreekser in het Bijbelse mysterie van de 'rust' van God, men toch specifiek op de verrijzenis van Christus moet wijzen om de volledige betekenis ervan te vatten. Dat doet de christelijke zondag, die elke week de paasgebeurtenis, die de bron is van het heil van de wereld, aan de gelovigen voorhoudt om te overwegen en een plaats in hun leven te geven.
Volgens het overeenstemmend getuigenis van de Evangelies had de verrijzenis van Jezus Christus uit de doden plaats op de "eerste dag na de sabbat" (Mc. 16,2-9)(Lc. 24, 1)(Joh. 20, 1). Op diezelfde dag maakte de verrezen Heer zich aan de twee leerlingen uit Emmaus bekend Vgl. Lc. 24,13-35 en verscheen Hij aan de elf apostelen die bijeen waren. Vgl. Lc. 24, 36 Vgl. Joh. 20, 19 Zoals het Evangelie van Johannes getuigt (Joh. 20, 26), waren de leerlingen acht dagen later weer bijeen, toen Jezus hun verscheen en aan Thomas liet zien wie Hij was door hem de tekenen van zijn lijden te tonen. De dag van Pinksteren was een zondag, de eerste dag van de achtste week van het joodse Paasfeest Vgl. Hand. 2, 1 , toen door de uitstorting van de Heilige Geest de belofte die Jezus na zijn verrijzenis gedaan had Vgl. Lc. 24, 49 Vgl. Hand. 1, 4-5 , vervuld werd. Het was de dag van de eerste verkondiging en van de eerste doopsels. Petrus kondigde de verzamelde menigte aan, dat Jezus verrezen was en zij "die zijn woord aannamen lieten zich dopen" (Hand. 2, 41). Het was de Epifanie, de openbaring, van de kerk die naar buiten trad als het volk waarbinnen de verspreide kinderen van God in eenheid verenigd worden, ondanks alle verschillen.