H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
DIES DOMINI Over de heiliging van de zondag |
|||
► | DIES DOMINI - De viering van het werk van de Schepper | ||
► | "God zegende de zevende dag en maakte hem heilig" (Gen 2,3) |
Het voorschrift van de sabbat, die onder het Oude Verbond een voorbereiding is op de zondag van het nieuwe en eeuwige Verbond, is dus geworteld in de diepte van Gods plan. Juist daarom staat dit voorschrift niet naast de voorschriften die louter met de eredienst te maken hebben, zoals zoveel andere voorschriften, maar binnen in de decaloog, de 'tien woorden' die de pijlers van het morele leven beschrijven en universeel in het hart van de mens gegrift zijn. Door dit gebod een plaats te geven in de context van de fundamentele structuren van de ethiek, laten Israël en later de Kerk zien, dat zij dit niet slechts als een bepaling van de religieuze discipline van de gemeenschap beschouwen, maar als een wezenlijke en onvermijdelijke uitdrukking van de betrekking met God die door de Bijbelse openbaring aangekondigd en voorgehouden wordt. In dezelfde orde van denken moet dit voorschrift door de Christenen van vandaag herontdekt worden. Ook al biedt het een natuurlijk samengaan met de menselijke behoefte aan rust, toch moet het geloof te hulp geroepen worden om de diepe betekenis ervan te vatten en niet het risico te lopen er bij dit voorschrift de kantjes van af te lopen of het te schenden.
De zondag is allereerst een rustdag, omdat het de door God 'gezegende' dag is, door Hem 'geheiligd'. Met andere woorden, door Hem onderscheiden van de andere dagen om als enige de 'dag des Heren' te zijn.
Om de betekenis van deze 'heiliging' van de sabbat in het eerste Bijbelse scheppingsverhaal ten volle te begrijpen, moet men naar het geheel van de tekst kijken. Daar ziet men heel duidelijk hoe elke werkelijkheid, zonder uitzondering, tot God teruggevoerd wordt. Tijd en ruimte behoren Hem toe. Hij is geen eendagsgod, maar de God van alle mensendagen. Als Hij dan de zevende dag 'heiligt' door een bijzondere zegen en er 'zijn dag' bij uitstek van maakt, moet men dat verstaan tegen de achtergrond van de diepgaande dialoog van het verbond en zelfs die van een 'bruids'-tweespraak. Het is een samenspraak van liefde die geen onderbreking kent en desondanks niet eentonig wordt. Het gesprek verloopt in werkelijkheid via de verschillende registers van de liefde, vanaf de gewone en indirecte blijken tot aan de meest intense, waar de woorden van de Schrift en de getuigenissen van talloze mystici niet aarzelen beelden te gebruiken die ontleend zijn aan de ervaring van de huwelijksliefde.
Het hele mensenleven en de hele tijd van de mens moeten eigenlijk geleefd worden als een lofzang voor en een dankzegging aan de Schepper. Maar de relatie van de mens met God heeft ook behoefte aan momenten van expliciet gebed, waarin de relatie een intens gesprek wordt, dat alle aspecten van de persoon insluit. De 'dag des Heren' is bij uitstek de dag van die relatie, waarop de mens zijn zang naar God doet opstijgen en zo de stem van heel de schepping wordt. Juist daarom is de zondag ook een rustdag. De onderbreking van het vaak benauwende ritme van de bezigheden die in expressieve taal vertaald wordt in termen als 'nieuwheid' en 'onthechting', is een erkenning van de afhankelijkheid van de persoon en van de kosmos tegenover God. Alles is van God. De dag des Heren keert steeds opnieuw terug om dit principe binnen het weekritme af te kondigen. De 'sabbat' is dus op suggestieve wijze opgevat als een bepalend element in een soort "heilige architectuur" van de tijd die de bijbelse openbaring karakteriseert.Vgl. A.J. Heschel, The sabbath. Its meaning for modern man, 1995, 22ste editie. Dit is de plaats om erop te wijzen, dat de kosmos en de geschiedenis aan God toebehoren en dat de mens zich niet aan zijn werk als medewerker van de Schepper in de wereld kan wijden zonder zich voortdurend van die waarheid bewust te zijn.