H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
Ik beveel de werkzame ontvangst van dit herderlijk schrijven door de christelijke gemeenschap aan de voorspraak van de Heilige Maagd aan. Zonder ook maar iets af te doen aan de centrale plaats van Christus en zijn Geest is zij bij iedere zondag van de Kerk aanwezig. Het mysterie van Christus zelf vraagt daarom: hoe zou zij immers, zij die de Mater Domini en de Mater Ecclesiae, de Moeder van de Heer en de Moeder van de kerk is niet op speciale gronden aanwezig zijn bij de dag die zowel dies Domini als dies Ecclesiae, dag des Heren en dag van de Kerk is?
De gelovigen die luisteren naar het Woord dat in de zondagsbijeenkomst wordt verkondigd richten hun ogen op Maria, van wie zij leren dit woord te bewaren en te overwegen in hun hart (Lc. 2, 19). Met Maria leren zij stand te houden bij het kruis om de Vader het offer van Christus aan te bieden en er de gave van hun leven bij te voegen. Met Maria beleven zij de vreugde van de verrijzenis en maken zij de woorden uit het Magnificat tot de hunne waarin de onuitputtelijke gave van de Goddelijke barmhartigheid in het onontkoombare verloop van de tijd worden bezongen: "Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen" (Lc. 1, 50). Zondag na zondag treedt het pelgrimerend volk in de voetsporen van Maria op wier moederlijke voorspraak het gebed dat de kerk tot de allerheiligste Drie-eenheid richt, uitermate vurig en doeltreffend wordt.