H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
De zondag, die het christelijk leven ondersteunt, krijgt daarbij ook de waarde van getuigenis en verkondiging. Als dag van gebed, van gemeenschap en van vreugde heeft hij in zijn uitstraling van levensenergie en redenen tot hoop zijn weerslag op de samenleving. Het is de aankondiging dat de tijd, bewoond door Hem die de verrezen Heer van de geschiedenis is, niet de graftombe van onze waanbeelden is maar de wieg van een steeds nieuwe toekomst, de mogelijkheid die ons gegeven is om de vluchtige momenten van dit leven om te zetten in zaad voor de eeuwigheid. De zondag is een uitnodiging vooruit te zien, het is de dag waarop de christelijke gemeenschap tot de Heer roept: "Marána tha: kom Heer!" (1 Kor. 16, 22). In deze verwachtingsvolle en hoopvolle uitroep vergezelt en ondersteunt zij de hoop van de mensen. En, verlicht door Christus, komt de gemeenschap van zondag op zondag dichter bij de zondag zonder einde die het hemelse Jeruzalem is, wanneer haar elementen van mystieke Stad van God in iedereen tot voltooiing zijn gebracht, de Stad die "het licht van de zon en de maan niet nodig heeft, want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam" (Openb. 21, 23).