H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
De zondag, het wekelijkse pasen, de dag waarop Christus' verrijzenis uit de doden wordt herdacht en aanwezig gesteld, is ook de dag die de betekenis van de tijd onthult. Er is geen verband met de kosmische cyclussen, volgens welke de natuurgodsdienst en de menselijke cultuur de tijd gewoonlijk indelen, waarbij eventueel de mythe van de eeuwige terugkeer een rol speelt. De christelijke zondag is iets heel anders. Deze is voortgekomen uit de verrijzenis en doorboort de tijd, de maanden, de jaren, de eeuwen van de mensen als een pijl en weet deze te keren in de richting van de tweede komst van Christus. De zondag is een voorafbeelding van de laatste dag, de dag van de parousia, waarop in zekere zin al vooruitgelopen is door de verheerlijking van Christus in de Verrijzenis.
Alles wat er tot aan het einde van de wereld gebeurt, zal inderdaad slechts een uitbreiding en een verklaring zijn van wat er gebeurd is op de dag waarop het gemartelde lichaam van de Gekruisigde door de kracht van de Geest verrezen is en op zijn beurt voor de mensheid de bron van de Geest geworden is. Daarom weet de Christen, dat hij geen andere heilstijd hoeft te verwachten, want de wereld leeft al in de eindtijd, wat haar duur in de tijd ook mag zijn. Niet alleen de Kerk, maar ook de kosmos zelf en de geschiedenis worden ononderbroken gestuurd en geleid door de verheerlijkte Christus. Die levensenergie stuwt de schepping die "kreunt en barensweeën lijdt" (Rom. 8, 22) naar het doel van de volledige verlossing. De mens kan van dit proces alleen maar een vaag vermoeden hebben. De Christenen hebben de sleutel en de zekerheid daarvan; de heiliging van de zondag is een veelbetekenend getuigenis dat zij geroepen zijn te geven, opdat de tijden van de mens altijd geschraagd worden door de hoop.