
H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
De oproepen van de apostelen vonden in de eerste eeuwen snel weerklank en zij zorgden voor felle accenten in de prediking van de kerkvaders. Ambrosius richtte vlammende woorden tot de rijken die meenden aan hun godsdienstige verplichtingen te voldoen door vaak naar de kerk te gaan zonder dat zij echter hun goederen met de armen deelden en hen zelfs onderdrukten: "Hoor je, rijke man, wat God de Heer zegt? En je komt toch naar de kerk, niet om iets aan de arme te geven maar om hem iets te ontnemen." H. Ambrosius van Milaan, De Nabuthe. 10, 45: "Audis dives, quid Dominus Deus dicat? Et tu ad ecclesiam venis, non ut aliquid largiaris pauperi, sed ut auferas", csel 322, 492. Johannes Chrysostomus was niet minder veeleisend: "Wil je het lichaam van Christus eren? Minacht het niet, mocht het naakt zijn. Breng Hem hier, in de kerk, geen eer met zijden stoffen om Hem vervolgens buiten te minachten waar hij lijdt van koude en naaktheid. Wie gezegd heeft 'dit is mijn lichaam', is dezelfde als die gezegd heeft 'U hebt gezien dat Ik honger had en u hebt Mij niet te eten gegeven' en 'wat gij aan de minste van mijn broeders gedaan hebt, hebt ge aan mij gedaan' ... Wat voor nut heeft het als de tafel van Christus vol gouden bekers staat, terwijl Hij zelf sterft van de honger? Begin met de hongerige te eten te geven en dek de tafel met wat er over schiet." H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 50, 3-4, pg 58, 508-509.
Het zijn woorden die de Christengemeenschap duidelijk op de plicht wijzen om van de Eucharistie een plaats te maken waar broederschap concrete solidariteit wordt en waar de laatsten de eersten worden in de achting en genegenheid van hun broeders, terwijl Christus zelf door de edelmoedige gift van de rijken aan de armsten in een bepaald opzicht het wonder van de broodvermenigvuldiging in de tijd kan voortzetten. Vgl. H. Paulinus van Nola, Brieven, Epistolae. 13, 11-12 aan Pammachius, csel 20, 92-93: De Romeinse senator wordt terecht lof gebracht voor het feit dat hij als het ware het wonder uit het Evangelie herhaalt door aan de deelname aan de Eucharistie het uitdelen van voedsel aan de armen te koppelen.