H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
Tenslotte mag niet uit het oog worden verloren, dat arbeid, zelfs in onze dagen, voor velen een drukkende dienstbaarheid is, ofwel door afschuwelijke werkomstandigheden en lange werktijden, vooral in de armste streken van de wereld, ofwel omdat er zelfs in de meest ontwikkelde economieën nog teveel gevallen van onrecht jegens en uitbuiting van de mens bestaan. De Kerk is in de loop der eeuwen regelgevend opgetreden op het gebied van de zondagsrust. Synode van Laodicia, Canones (1 jan 364), 29. Het oudste kerkelijk document op dit punt is canon 29 van het Concilie van Laodikeia (tweede helft vierde eeuw), Mansi II, 569-570. Van de zesde tot en met de negende eeuw hebben veel Concilies de veldarbeid ('opera ruralia') verboden. De wetgeving inzake verboden arbeid wordt, bekrachtigd door de burgerlijke wetten, gaandeweg nauwer omschreven. Zij heeft vooral gedacht aan de slaven en arbeiders. Natuurlijk niet dat dit werk minder respectabel zou zijn dan de geestelijke verplichtingen van de zondagspraktijk, maar eerder omdat er behoefte bestond aan een regulering die de druk zou verlichten en het voor iedereen mogelijk zou maken de dag des Heren te heiligen. In die geest schreef mijn voorganger Leo XIII in zijn Encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891), dat de zondagsrust een recht van de arbeider is, dat door de staat gewaarborgd moet worden. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 16
Ook in onze tijd blijft het nodig, dat we ons ervoor inzetten, dat iedereen de vrijheid, de rust en de ontspanning krijgt die overeenstemt met zijn menselijke waardigheid en met de daarmee samenhangende verwachtingen vanuit gezin, godsdienst en samenleving die soms lastig vervuld kunnen worden, als er niet minstens één dag van de week wordt vrijgehouden waarop het mogelijk is gezamenlijk in een sfeer van feestelijkheid rust te nemen. Aan dit recht van de werknemer op rust ligt natuurlijk zijn plicht tot werken ten grondslag. En als we goed over alle implicaties van de zondag van de christen nadenken, dan kunnen we niet ontkomen aan gevoelens van solidariteit met al die mensen die door werkloosheid in penibele omstandigheden verkeren en zelfs op werkdagen gedwongen zijn tot nietsdoen.