H. Paus Johannes Paulus II - 31 mei 1998
Het ontgaat natuurlijk niemand, dat de 'heiliging' van de zondag tot voor kort in de van oudsher christelijke landen vergemakkelijkt werd door een brede volksdeelname en door een, om het zo uit te drukken, breed maatschappelijk draagvlak, waardoor voorzien werd in de zondagsrust als een blijvend element in de normen met betrekking tot de verschillende beroepsbezigheden. Tegenwoordig is echter, zelfs in landen waarin de wetgeving het karakter van deze dag als vrije dag garandeert, de ontwikkeling van de sociaal-economische omstandigheden vaak uitgelopen op een grondige wijziging van de collectieve gedragingen en, als gevolg daarvan, van de invulling van de zondag. In brede kring is de praktijk van het 'weekeinde' gemeengoed geworden in de betekenis van een wekelijkse tijd van ontspanning die soms ver van huis wordt doorgebracht en gekenmerkt wordt door de deelname aan culturele, politieke of sportieve activiteiten die meestal precies samenvallen met zon- en feestdagen. Het gaat om een maatschappelijk en cultureel verschijnsel dat niet verstoken is van positieve elementen inzoverre het, met inachtneming van authentieke waarden, kan bijdragen aan de menselijke ontwikkeling en de vooruitgang van het maatschappelijk leven als geheel. Het beantwoordt niet alleen aan de noodzaak tot rusten, maar ook aan de behoefte tot 'feestvieren' die de mens aangeboren is. Nu de oorspronkelijke betekenis van de zondag verloren gaat en gereduceerd wordt tot alleen nog maar het 'einde van de week', kan het helaas gebeuren, dat de mens, zelfs in feestkledij, niet meer in staat is feest te vieren, omdat hij opgesloten blijft binnen een zo beperkte horizon, dat hij de hemel niet meer kan zien. Vgl. Pastorale notitie van de Italiaanse Bisschoppenconferentie, Il giorno del Signore (15 juli 1984), 5, Enchiridion cei 3, 1398.
Van de leerlingen van Christus wordt op zijn minst verwacht, dat zij de zondagsviering die een echte heiliging van de dag des Heren dient te zijn, niet verwarren met het 'weekeinde' dat wezenlijk opgevat wordt als een tijd van louter rust of er op uit gaan. Dienaangaande is het urgent te komen tot een authentieke geestelijke rijpheid die de Christenen helpt 'zichzelf' te zijn, in volledige overeenstemming met de gave van het geloof, altijd bereid zich rekenschap te geven van de hoop die in hen is. Vgl. 1 Pt. 3, 15 Dat kan alleen maar tevens een dieper begrip van de zondag bevorderen, opdat deze, ook in moeilijke omstandigheden, beleefd wordt met een volledige volgzaamheid aan de Heilige Geest.