Paus Benedictus XVI - 6 januari 2011
Dit doel wordt voortdurend opnieuw tot leven gebracht door de viering van de liturgie, vooral van de eucharistie, die altijd afsluit met de opdracht van de verrezen Jezus aan de apostelen te laten weerklinken: “Gaat...” (Mt. 28, 19). De liturgie is altijd een oproep ‘vanuit de wereld’ en een nieuwe zending ‘in de wereld’ om te getuigen van hetgeen men heeft ervaren; de reddende kracht van het Woord van God, de reddende kracht van het paasmysterie van Christus. Al degenen die de verrezen Heer hebben ontmoet, hebben de behoefte gevoeld dit te verkondigen aan anderen, zoals de twee leerlingen van Emmaus deden. Na de Heer in het breken van het brood te hebben herkend “stonden zij onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen” en vertelden wat hun onderweg was overkomen (Lc. 24, 33-34). Paus Johannes Paulus II spoorde ertoe aan “wakker en klaar” te zijn “om zijn gelaat te herkennen en naar onze broeders en zusters te snellen met het blijde bericht: “Wij hebben de Heer gezien!” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 59.
Degenen tot wie de verkondiging van het Evangelie is gericht, zijn alle volkeren. De Kerk is “krachtens haar natuur op zending gericht, omdat zij volgens het plan van God, de Vader, haar oorsprong vindt in de zending van de Zoon en de zending van de heilige Geest” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2. Dit is “de eigen genade en roeping van de Kerk. Zij vindt daarin haar diepste identiteit. Zij bestaat om te evangeliseren” H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 14. Dientengevolge kan zij zich nooit in zichzelf opsluiten. Zij schiet wortel op bepaalde plaatsen om verder te gaan. Haar werkzaamheid komt in gehoorzaamheid aan het woord van Christus en gedreven door de genade en liefde van de heilige Geest in volle werkelijkheid tegenwoordig bij alle mensen of volkeren om hen te leiden tot het geloof in Christus Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2.
Deze taak heeft zijn dringende noodzaak niet verloren. Integendeel, “de zending van Christus de Verlosser, welke aan de Kerk is toevertrouwd, is nog lang niet voltooid. Een blik op het geheel van de mensheid ... toont aan dat die zending pas aan haar begin staat en dat wij ons met alle kracht moeten inzetten om haar te dienen” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 1. Wij kunnen niet rustig blijven bij de gedachte dat na tweeduizend jaar er nog steeds volkeren zijn die Christus niet kennen en zijn heilsboodschap nog niet hebben gehoord.
En dat niet alleen; de schare van hen die, ook al hebben zij de boodschap van het evangelie ontvangen, deze hebben vergeten en verlaten, die zich niet meer in de Kerk herkennen, breidt zich uit; en veel kringen, ook traditioneel christelijke samenlevingen, zijn vandaag onwillig op zich open te stellen voor het woord van het geloof. Er is een culturele verandering aan de gang die ook wordt gevoed door de globalisering, door bewegingen van denken en door het heersende relativisme, een verandering die leidt tot een mentaliteit en levensstijl die afzien van de boodschap van het evangelie, alsof God niet bestond, en die het zoeken naar welzijn, het gemakkelijk verdienen, carrière en succes verheerlijken, ook al gaat dat ten koste van de morele waarden.
Ook alle activiteiten zijn betrokken bij de universele zending. De aandacht voor en de samenwerking met het evangeliserende werk van de Kerk in de wereld kunnen niet beperkt worden tot enkele ogenblikken en bijzondere gelegenheden en kunnen evenmin worden beschouwd als een van de zovele pastorale activiteiten: de missionaire dimensie van de Kerk is essentieel en dient daarom altijd voor ogen te worden gehouden. Het is belangrijk dat zowel de gedoopten individueel, als de kerkgemeenschappen niet sporadisch en onregelmatig betrokken zijn bij de zending, maar voortdurend, als een vorm van christelijk leven. De Missiedag zelf is niet een geïsoleerd ogenblik in de loop van het jaar, maar een kostbare gelegenheid om stil te staan en te overwegen of en hoe wij antwoorden op de missionaire roeping; een antwoord dat essentieel is voor het leven van de Kerk.
Zo wordt de christen door zijn medeverantwoordelijke participatie aan de zending van de Kerk een bouwer van de gemeenschap, de vrede, de solidariteit die Christus ons heeft gegeven, en werkt hij mee aan het verwezenlijken van Gods heilsplan voor de hele mensheid. De uitdagingen die hij daarbij ontmoet, roepen de christenen op om samen met de anderen de weg te gaan; de zending is een integraal onderdeel van deze weg samen met allen. Hierin dragen wij, ook al is het in aarden potten, onze christelijke roeping, de onschatbare schat van het evangelie, het levende getuigenis van de gestorven en verrezen Jezus, die men ontmoet en in wie men gelooft in de Kerk.
Moge de Missiedag in ieder het verlangen en de vreugde opnieuw tot leven brengen om de mensheid tegemoet te “gaan” door aan allen Christus te brengen. In zijn naam geef ik u van harte de apostolische zegen, in het bijzonder aan hen die zich het meest inspannen en lijden voor het Evangelie.
Uit het Vaticaan, 6 januari 2011, Hoogfeest van de Openbaring van de Heer
Benedictus XVI