Paus Benedictus XVI - 26 januari 2011
Dierbare broeders en zusters, de Naam van Jezus die door onze heilige aanroepen werd tot in de laatste ogenblikken van haar aardse leven, was als de onophoudelijke adem van haar ziel, als haar hartslag, de kern van heel haar leven. Het “Charles Péguy
Le Mystère de la charité de Jeanne dArc
Mysterie van de naastenliefde van Jeanne d’Arc (1 januari 1910)”, dat de dichter Charles Péguy zozeer fascineerde, is deze totale liefde voor Jezus: voor haar naaste in Jezus en voor Jezus zelf. Deze heilige had begrepen dat de liefde heel de werkelijkheid omvat van God en de mens, van hemel en aarde, van de Kerk en de wereld. Jezus staat altijd op de eerste plaats in haar leven, volgens haar mooie uitspraak: “Onze Heer wordt eerst gediend” H. Jeanne d'Arc, Dictum. PCon, I, p. 228 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 223. Hem liefhebben, betekent altijd aan Zijn wil gehoorzamen. Zij zegt met een totaal vertrouwen en overgave: “Ik geef mij over aan God mijn Schepper, ik bemin Hem met heel mijn hart” H. Jeanne d'Arc, Dictum. PCon, I, p. 337. Met de gelofte van maagdelijkheid wijdt Jeanne heel haar persoon exclusief toe aan Jezus’ unieke liefde: het is “de belofte aan Onze Heer om haar maagdelijkheid naar lichaam en ziel goed te bewaren” H. Jeanne d'Arc, Dictum. PCon, I, p. 149-150. De maagdelijkheid van de ziel is de staat van genade, de hoogste waarde, die voor haar kostbaarder is dan het leven: het is een gave van God die nederig en met vertrouwen moet ontvangen en bewaard worden. Eén van de meest bekende teksten uit het eerste proces gaat juist daar over: “Ondervraagd of zij weet in Gods genade te zijn, antwoordt zij: ‘Als ik er niet in ben, moge God mij erin brengen; als ik er wel in ben, moge Hij mij erin bewaren” H. Jeanne d'Arc, Dictum. PCon, I, p. 62 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2005.