29 november 2010
Zoals er maar één enkele Christus is, zo kan er maar één enkel lichaam van Christus zijn, één enkele bruid van Christus, dus maar één enkele Kerk van Jezus Christus. Hij is het hoofd, de kerk is het lichaam. Samen vormen ze de ‘hele Christus’ (Augustinus). Zoals het lichaam vele ledematen heeft, maar één lichaam is, zo bestaat ook de ene kerk in en uit veel deelkerken. Samen vormen zij de hele Christus. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 811-816.866.870
Jezus heeft zijn Kerk gebouwd op het fundament van de apostelen. Dit fundament is tot op vandaag dragend. Het geloof van de apostelen werd onder leiding van het ambt van Petrus, dat ‘in liefde leiding geeft’ (Ignatius van Antiochië), van generatie op generatie in de Kerk doorgegeven. Ook de Sacramenten die Jezus aan de apostelen heeft toevertrouwd, werken nog steeds in hun oorspronkelijke kracht.
Iedereen die gedoopt is, hoort bij de kerk van Jezus Christus. Daarom worden ook de gedoopten die afgescheiden zijn van de volle gemeenschap van de katholieke Kerk terecht Christenen genoemd en zijn daarom onze zusters en broeders. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 817-819
De afscheidingen van de ene Kerk van Christus zijn ontstaan door vervalsingen van de leer van Christus, menselijke dwalingen en gebrek aan bereidheid tot verzoening – meestal door vertegenwoordigers aan beide kanten. De Christenen van nu treft geen schuld aan de historische scheuringen in de Kerk. De Heilige Geest werkt ook in de van de katholieke Kerk afgescheiden kerken en kerkgemeenschappen tot heil van de mensen. Alle gaven die daar aanwezig zijn, zoals de Heilige Schrift, Sacramenten, geloof, hoop, liefde en andere charismata stammen van Christus. Waar de Geest van Christus leeft, is een innerlijke dynamiek in de richting van ‘hereniging’, omdat wat bij elkaar hoort, naar elkaar toe groeit.
Wij moeten in woord en daad aan Christus gehoorzaam zijn, die heeft gezegd dat Hij wil dat ‘allen één zijn’ (Joh. 17, 21). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 820-822
Eenheid was een van de belangrijkste wensen van Jezus. Hij bad tot de Vader: ‘Laat hen allen één zijn (...) opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden’ (Joh. 17, 21). Scheuringen zijn als wonden aan het lichaam van Christus, ze doen pijn en zweren. Scheuringen leiden tot vijandschap en ondermijnen het geloof en de geloofwaardigheid van de christenen. Om het schandaal van de afscheidingen uit de wereld te helpen is bekering van alle betrokkenen nodig, kennis van de eigen geloofsovertuigingen en van die van de anderen, maar vooral gemeenschappelijk gebed en gemeenschappelijke dienst van de Christenen aan de mensen. Degenen die in de kerk verantwoordelijkheid dragen, mogen de theologische dialoog niet laten afbreken.
De Kerk is niet heilig omdat haar leden heilig zouden zijn, maar omdat God heilig is en in haar werkt. Alle leden van de Kerk zijn door de doop geheiligd. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 823-829
Steeds als wij ons door de drievuldige God laten aanraken, groeien we in de liefde, worden we geheiligd en heel. Heiligen zijn mensen die liefhebben – niet omdat ze dat zo goed kunnen, maar omdat God hen heeft aangeraakt. Ze geven de liefde, die zij van God ervaren hebben, op hun eigen, vaak originele manier door aan de mensen. Bij God aangekomen, heiligen ze ook de Kerk, omdat ze ‘hun hemel ermee doorbrengen’, ons te steunen op de weg naar heiligheid.
‘Katholiek’ (Grieks: katholon) betekent: in zijn totaliteit, in zijn geheel. De Kerk is katholiek omdat Christus haar geroepen heeft het hele geloof te belijden, alle Sacramenten te bewaren en te bedienen en de blijde boodschap aan allen te verkondigen; en Hij heeft hen uitgezonden tot alle volken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 830-831
Volledig bij de gemeenschap van de katholieke Kerk behoort wie zich in eenheid met de paus en bisschoppen door het belijden van het katholieke geloof en het ontvangen van de Sacramenten verbindt met Jezus Christus. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 836-838
God wilde een Kerk voor allen. Helaas zijn wij Christenen ontrouw geworden aan die wens van Christus. Toch zijn wij door het geloof en de gemeenschappelijke doop nog diep met elkaar verbonden.
De Joden zijn de ‘oudere zussen en broers’ van de Christenen, omdat God eerst van hen hield en eerst tot hen gesproken heeft. Dat Jezus Christus als mens Jood is, verbindt ons. Dat de Kerk hem als de Zoon van de levende God erkent, scheidt ons. In het wachten op de definitieve komst van de Messias zijn wij één. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 839-840
Het joodse geloof is de wortel van ons geloof. De Heilige Schrift van de Joden, door ons het Oude Testament genoemd, is het eerste deel van onze Heilige Schrift. Het joods-christelijke mensbeeld, waarvan de ethiek is gestempeld door de Tien Geboden, is de grondslag van de westerse democratieën. Het is beschamend dat Christenen eeuwenlang die nauwe band met het jodendom hebben verloochend en met pseudotheologische argumenten een jodenhaat hebben gevoed die vaak dodelijke gevolgen had. Daarvoor heeft Paus Johannes Paulus II in het heilige jaar 2000 uitdrukkelijk vergeving gevraagd. Het Tweede Vaticaans Concilie stelt duidelijk dat de Joden als volk geen collectieve schuld aan de dood van Christus mag worden aangerekend.
De Kerk respecteert alles wat in andere religies goed en waar is. Ze respecteert en stimuleert de godsdienstvrijheid als mensenrecht. Niettemin weet zij dat Jezus Christus de enige verlosser van alle mensen is. Hij alleen is ‘de weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14, 6). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 841-845.846-848
Met ieder die God zoekt, voelen wij ons als Christenen verbonden. Een bijzondere graad van ‘verwantschap’ hebben wij met de moslims. Evenals het Jodendom en het Christendom, behoort ook de Islam tot de monotheïstische religies (monotheïsme). Ook de moslims vereren God de schepper en Abraham als de vader van hun geloof. Jezus geldt in de Koran als een groot profeet; Maria, zijn moeder, als moeder van de profeet. De Kerk leert dat alle mensen die buiten hun schuld Christus en zijn Kerk niet kennen, maar God oprecht zoeken en de stem van hun geweten volgen, het eeuwige heil verkrijgen. Wie echter heeft erkend dat Jezus Christus ‘de weg, de waarheid en het leven’ is, maar Hem niet wil navolgen, zal langs andere wegen geen heil vinden. Dat wordt bedoeld met de zin ‘Extra ecclesiam nulla salus’ (Buiten de Kerk is geen heil te vinden).
De Kerk heet apostolisch omdat zij, door de apostelen gesticht, vasthoudt aan hun overlevering en wordt geleid door hun opvolgers. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 857-860.869.877
Jezus riep de apostelen als zijn nauwste medewerkers. Zij waren zijn ooggetuigen. Na zijn verrijzenis verscheen Hij hun meerdere malen. Hij schonk hun de Heilige Geest en stuurde hen als gevolmachtigde boden de wereld in. In de jonge Kerk stonden zij garant voor de eenheid. Hun zending en volmacht gaven zij door handoplegging door aan hun opvolgers, de bisschoppen. Zo is het tot op de dag van vandaag. Dit proces noemen we apostolische opvolging.
In de Kerk zijn leken en clerici (clerus). Als kinderen van God hebben zij dezelfde waardigheid. Ze hebben gelijkwaardige, maar verschillende taken. De roeping van de leken is om de hele wereld voor te bereiden op het rijk van God. Over hen zijn gewijde ambtsdragers (clerici) aangesteld, belast met de diensten van de kerkelijke leiding, de leer en de heiliging. In beide standen zijn er Christenen die zich door celibaat, armoede en gehoorzaamheid op bijzondere wijze ter beschikking stellen van God (bv. kloosterlingen). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 871-876.934.935
Iedere Christen heeft de taak met het eigen leven te getuigen van het Evangelie. Maar God gaat met ieder mens een eigen weg. Sommigen zendt hij als leek, zodat zij in gezin en beroep midden in de wereld het rijk van God opbouwen. Daartoe schenkt hij hun in Doop en Vormsel alle nodige gaven van de Heilige Geest. Anderen roept hij tot het herdersambt; zij moeten zijn volk besturen, onderwijzen en heiligen. Die opdracht kan niemand zichzelf aanmatigen; de Heer zelf moet hem roepen en door de wijding zijn goddelijke kracht meegeven. Zo kan hij plaatsvervangend voor Christus handelen en de Sacramenten bedienen.
De leken zijn geroepen om zich te engageren in de samenleving, zodat het rijk van God onder de mensen kan groeien. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 897-913.940-943
Een leek is geen tweederangs christen, want hij heeft deel aan het priesterambt van Christus (algemeen priesterschap). Hij zorgt ervoor dat de mensen in zijn omgeving (op school of opleiding, in de familie en op het werk) het Evangelie leren kennen en Christus leren liefhebben. Hij vormt door zijn geloof de samenleving, de economie en de politiek. Hij steunt het kerkelijke leven, bijvoorbeeld als misdienaar of lector, als groepsleider, of door zitting te nemen in kerkelijke besturen en raden (bv. in de parochieraad of de kerkraad). Juist jonge mensen moeten er goed over nadenken op welke plaats God hen wil hebben.
Het principe van de democratie luidt: alle macht gaat uit van het volk. In de Kerk gaat alle macht echter uit van Christus. Daarom heeft de Kerk een hiërarchische opbouw. Maar Jezus gaf haar tegelijk ook een collegiale structuur. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 874-879
Het hiërarchische element in de Kerk bestaat eruit dat het Christus zelf is die in haar handelt, wanneer gewijde ambtsdragers door Gods genade iets doen en geven dat zij vanuit zichzelf niet zouden kunnen doen en geven, d.w.z. als zij in de plaats van Christus de Sacramenten bedienen en in zijn volmacht onderwijzen. Het collegiale element van de Kerk bestaat eruit dat Christus het geheel van het geloof heeft toevertrouwd aan een gemeenschap van twaalf Apostelen, wier opvolgers onder leiding van het ambt van Petrus de Kerk besturen. Gezien die collegiale grondslag, maken de Concilies essentieel deel uit van de Kerk. Maar ook in de andere organen van de Kerk, in synoden en raden, kunnen de vele geestelijke gaven en de universaliteit van de wereldkerk vruchtbaar worden.
Als opvolger van de heilige Petrus en hoofd van het college van bisschoppen staat de Paus garant voor de eenheid van de Kerk. Hij heeft de hoogste pastorale volmacht en het hoogste gezag in beslissingen over disciplinaire maatregelen en omtrent de geloofsleer. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 880-882.936-937
Jezus gaf Petrus een unieke voorrangspositie onder de apostelen, waardoor hij de hoogste autoriteit in de oerkerk werd. Rome – de plaatselijke Kerk die Petrus leidde en de plaats van zijn martelaarschap – werd na zijn dood het innerlijke oriëntatiepunt van de jonge Kerk. Met Rome moest iedere gemeente overeenstemmen; dat was de maatstaf van het juiste, volledige en onvervalste apostolische geloof. Tot op vandaag is iedere bisschop van Rome, net als Petrus, opperste herder van de Kerk, waarvan het eigenlijke hoofd Christus is. Alleen in die functie is de Paus ‘plaatsvervanger van Christus op aarde’. Als hoogste autoriteit in zielzorg en leer waakt hij over de onvervalste overlevering van het geloof. Zo nodig moet hij leeropdrachten intrekken of gewijde ambtsdragers bij zware misstappen in geloofs- en zedenkwesties uit hun ambt ontheffen. De eenheid in geloofs- en zedenvragen, die gegarandeerd wordt door het leerambt – met aan het hoofd de Paus – maakt deel uit van het weerstandsvermogen en de uitstraling van de katholieke Kerk.
Bisschoppen kunnen niet tegen de Paus, maar alleen met hem handelen en onderwijzen. De Paus, daarentegen, kan in precies bepaalde gevallen ook zonder instemming van de bisschoppen beslissen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 880-890
De Paus is in zijn beslissingen echter wel gebonden aan het geloof van de Kerk. Er bestaat zoiets als de algemene geloofszin van de Kerk; een door de Heilige Geest bewerkte, algemeen in de Kerk heersende basisovertuiging in geloofszaken. Dus in zekere zin het gezonde mensenverstand van de Kerk, dat ‘wat altijd, overal en door iedereen is geloofd’ (Vinzenz van Lérins).
Ja. Maar de Paus spreekt alleen onfeilbaar als hij in een officiële kerkelijke uitspraak (ex cathedra) een dogma afkondigt, d.w.z. een bindende beslissing neemt inzake geloofs- en zedenleer. Ook ambtelijke beslissingen genomen door het college van bisschoppen samen met de Paus kunnen een onfeilbaar karakter bezitten, bijvoorbeeld beslissingen van een oecumenisch concilie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 888-892
De onfeilbaarheid van de Paus heeft niets te maken met zijn morele integriteit en intelligentie. Onfeilbaar is eigenlijk de kerk, want Jezus heeft haar de Heilige Geest beloofd, die haar in de waarheid houdt en steeds dieper binnenvoert. Als een zelfstandige geloofswaarheid plotseling geloochend of verkeerd uitgelegd wordt, moet de kerk een laatste stem hebben die bindend zegt wat waar en wat onwaar is. Dat is de stem van de Paus. Als opvolger van Petrus en eerste van de bisschoppen heeft hij alleen het gezag om de omstreden waarheid volgens de geloofsoverlevering van de kerk zo te formuleren dat het de gelovigen voor alle tijden wordt overgeleverd als ‘zeker te geloven’. Het heet dan dat de Paus een dogma verkondigt. Een dogma kan dus inhoudelijk nooit iets ‘nieuws’ behelzen. Een dogma wordt heel zelden afgekondigd. Het laatste stamt van 1950.
Bisschoppen hebben de verantwoordelijkheid voor de deelkerk die hun is toevertrouwd en medeverantwoordelijkheid voor de hele Kerk. Onder de leiding van de Paus oefenen ze gezag uit in gemeenschap met elkaar en voor de hele Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 886-887.893-896.938-939
Bisschoppen moeten in eerste instantie apostel zijn – trouwe getuigen van Jezus, die hen persoonlijk tot Hem geroepen en uitgezonden heeft. Zo brengen ze Christus tot de mensen en de mensen tot Christus. Dat gebeurt door hun verkondiging, de viering van de Sacramenten en de leiding van de Kerk. Als opvolger van de apostelen oefent de bisschop zijn ambt uit krachtens een apostolische volmacht. Hij werkt niet in opdracht of als een soort assistent van de Paus. Toch handelt hij met en onder de Paus.
God is liefde. Hij verlangt ook naar onze liefde. Het is een vorm van liefhebbende overgave aan God om als Jezus te leven - namelijk arm, kuis en gehoorzaam. Wie zo leeft, heeft hoofd, hart en handen vrij voor God en voor de mensen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 914-933.944-945
Steeds weer laten mensen zich volledig veroveren door Jezus, zodat zij ‘met het oog op het koninkrijk van de hemel’ (Mt. 19, 12) alles opgeven voor God, zelfs de goede gaven als bezit, zelfbeschikking en de echtelijke liefde. Dit leven volgens de evangelische raden in armoede, kuisheid en gehoorzaamheid toont alle christenen dat de wereld niet alles is. Pas de ontmoeting met de goddelijke bruidegom, ‘van aangezicht tot aangezicht’, zal de mens uiteindelijk gelukkig maken.