29 november 2010
Het achtste gebod leert ons niet te liegen. Liegen betekent bewust en opzettelijk niet volgens de waarheid spreken of handelen. Wie liegt, bedriegt zichzelf en misleidt anderen die het recht hebben de volledige waarheid over een toestand te weten. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2464.2467-2468.2483.2485-2486
Elke leugen is een vergrijp tegen de gerechtigheid en de liefde. De leugen is een vorm van geweld. Hij kan het begin vormen van een scheuring in de gemeenschap en ondergraaft het vertrouwen waarop elke menselijke gemeenschap berust.
Leven met respect voor de waarheid betekent niet alleen dat men zichzelf trouw is. Goed beschouwd betekent waarachtig zijn, trouw tegenover God zijn, want Hij is de bron van alle waarheid. De waarheid over God en de gehele werkelijkheid vinden we heel direct in Jezus, die ‘de weg, de waarheid en het leven’ is (Joh. 14, 6). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2465-2470.2505
Wie Jezus werkelijk navolgt, brengt steeds grotere waarachtigheid in zijn leven. Hij verwijdert alle leugens, valsheid, huichelarij en dubbelzinnigheid uit de manier waarop hij leeft en wordt doorzichtig naar de waarheid. Geloven betekent getuige van de waarheid worden.
Elke Christen moet getuigenis afleggen voor de waarheid en daarin Christus navolgen, die voor Pilatus gezegd heeft: ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen’ (Joh. 18, 37). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2472-2474
Dat kan zelfs betekenen dat een Christen uit trouw aan de waarheid en uit liefde voor God en de mensen zijn leven geeft. Die sterkste vorm van instaan voor de waarheid wordt martelaarschap genoemd.
Waarachtig zijn betekent dat men redelijk handelt en eerlijk spreekt. De waarachtige hoedt zich ervoor te spreken met een gespleten tong, te vervallen tot veinzerij, arglistig bedrog en huichelarij. De ernstigste vorm van onwaarachtigheid is meineed. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2468.2476
Een ernstig kwaad in alle gemeenschappen is laster verspreiden over andere mensen en verder vertellen wat je gehoord hebt: A vertelt B ‘in vertrouwen’ wat C voor kwalijks over B heeft gezegd.
Elke misstap tegen de waarheid en de gerechtigheid verlangt, ook wanneer hij vergeven werd, een schadeloosstelling. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2487
Wanneer het duidelijk niet mogelijk is een leugen of een valse getuigenis te compenseren, moet je toch in elk geval in het geheim doen wat je kunt. Als de ontstane schade niet direct kan worden vergoed, ben je naar eigen geweten verplicht morele genoegdoening te verlenen, d.w.z. dat je je best moet doen minstens een symbolische compensatie te bieden.
De waarheid moet op verstandige wijze worden gecommuniceerd en ingebed zijn in liefde. Vaak wordt de waarheid gebruikt als wapen en krijgt zo een vernietigende kracht in plaats van een opbouwende werking. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2488-2489.2491
Bij de mededeling van informatie moet je aan ‘de drie zeven’ van Socrates denken: Is het waar? Is het goed? Is het noodzakelijk om het te vertellen? Discretie is ook geboden bij beroepsgeheimen. Discretie moet altijd worden betracht, behalve in bijzonder goed gemotiveerde uitzonderingsgevallen. Ook wie vertrouwelijke mededelingen openbaar maakt waarover hij heeft beloofd te zullen zwijgen, is schuldig. Alles wat je zegt, moet waar zijn, maar niet alles wat waar is, moet worden gezegd.
Het biechtgeheim is heilig. Het mag om geen enkele reden, al is die nog zo zwaar, worden geschonden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2490
Zelfs de zwaarste misdaad mag een priester niet aangeven. Hij heeft enkel de mogelijkheid de absolutie te weigeren wanneer de biechtende zichzelf niet aangeeft bij de politie. Zelfs kleinigheidjes uit de biecht van een kind mag de priester niet prijsgeven, zelfs niet onder foltering.
Mensen die media produceren hebben een verantwoordelijkheid ten opzichte van mensen die die media consumeren. Verstrekte informatie moet voor alles waarheidsgetrouw zijn. Zowel bij het onderzoek naar de werkelijke feiten als bij de publicatie daarvan moeten de rechten en de waardigheid van de mens worden gerespecteerd. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2493-2499
De sociale communicatiemedia moeten bijdragen aan de opbouw van een rechtvaardige, vrije en solidaire wereld. Media worden niet zelden gebruikt als wapen in de ideologische strijd, of er wordt omwille van het verlangen naar groter bereik afgezien van elke ethische sturing van de inhoud en ze worden gebruikt als middel om mensen te verleiden en afhankelijk te maken.
Veel mensen, met name kinderen, denken dat alles wat ze in de media zien, waar is. Wanneer in het teken van amusement geweld wordt verheerlijkt, asociaal gedrag wordt getolereerd en de menselijke seksualiteit in het banale wordt getrokken, begaan zowel de verantwoordelijke mediamakers als de controle-instanties die niet hebben ingegrepen een zonde. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2496.2512
Mensen die in de media werken, moeten zich altijd bewust zijn van de opvoedende werking die van hun producten uitgaat. Jongeren moeten bij zichzelf altijd blijven nagaan of ze nog steeds op onafhankelijke en kritische wijze met media kunnen omgaan, of dat ze inmiddels aan bepaalde media verslaafd zijn geraakt. Elke mens is verantwoordelijk voor zijn ziel. Wie in de media geweld, haat en pornografie consumeert, stompt geestelijk af en berokkent zichzelf schade.
Het ware en het schone horen bij elkaar, want God is zowel de bron van het schone als van de waarheid. De kunst, die aan het schone gewijd is, is daarom een eigen weg naar het geheel en naar God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2500-2503.2513
Wat we met woorden niet kunnen zeggen, wordt in de kunst uitgedrukt. ‘Kunst is een vrij geschonken overmaat van de innerlijke rijkdom van de mens’ Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2501. In grote nabijheid tot het schepperschap van God zijn in de kunstenaar inspiratie en menselijk kunnen verenigd om wat nieuws, een tot nu toe ongezien aspect van de werkelijkheid in een waardevolle vorm te gieten. Kunst is geen doel op zich. Ze moet de mens verheffen, hem wakker schudden, verbeteren en uiteindelijk leiden tot de aanbidding van en dank aan God.