29 november 2010
God heeft man en vrouw voor elkaar bestemd opdat zij ‘niet meer twee, maar een’ zijn (Mt. 19, 6): op die manier moeten ze de liefde leven, vruchtbaar zijn en zo een teken voor God zelf worden, die niets dan overstromende liefde is. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1601-1605
Het Sacrament van het Huwelijk komt tot stand door een voor God en de Kerk afgelegde belofte van man en vrouw, die door God aangenomen en bezegeld wordt en door de lichamelijke vereniging van het paar voltrokken wordt. Omdat God zelf de band van het sacramentele huwelijk smeedt, bindt die tot de dood van één van beide partners. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1625-1631
Het Huwelijkssacrament dienen man en vrouw elkaar toe. De priester of diaken roept Gods zegen af over het paar en is verder alleen getuige dat het huwelijk onder de juiste voorwaarden tot stand komt en de belofte omvattend en openlijk wordt afgelegd. Een huwelijk kan alleen tot stand komen als er huwelijksconsensus bestaat, d.w.z. als man en vrouw in vrijheid en zonder angst en dwang het huwelijk willen en als ze niet door natuurlijke of kerkelijke wetten verhinderd zijn tot een huwelijk (een al bestaand huwelijk, celibaatbelofte).
Voor een sacramenteel Huwelijk zijn drie elementen onontbeerlijk:
Het diepste in een christelijk huwelijk is dat het paar weet: wij zijn een levende afbeelding van de liefde tussen Christus en de Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1644-1654.1664
De eis van eenheid en onontbindbaarheid richtte zich in eerste instantie tegen de polygamie, door het Christendom beschouwd als een fundamentele overtreding tegen de liefde en de mensenrechten, en ook tegen wat je ‘successieve polygamie’ zou kunnen noemen: een gevolg van vrijblijvende liefdesrelaties die niet meer tot een groot, onomkeerbaar ‘ja’ komen. De eis van huwelijkstrouw houdt in de bereidheid tot een levenslange verbintenis die liefdesrelaties naast het huwelijk uitsluit.
De eis van bereidheid tot vruchtbaarheid betekent dat een christelijk echtpaar openstaat voor de kinderen die God het wil schenken. Paren die kinderloos blijven, zijn door God geroepen op een andere manier ‘vruchtbaar’ te worden. Een huwelijk waarin één van die elementen bij de huwelijkssluiting is uitgesloten, komt niet tot stand.
Het huwelijk is in drieërlei zin onontbindbaar. Ten eerste omdat het ontspringt aan het wezen van de liefde om zich zonder voorbehoud aan elkaar te geven; ten tweede omdat het een afbeelding is van de onvoorwaardelijke trouw van God aan zijn schepping; en ten derde is het onontbindbaar omdat het een afbeelding is van de overgave van Christus aan zijn kerk, die ging tot de dood aan het kruis. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1605.1612-1617.1661
In een tijd waarin soms wel 50 procent van alle huwelijken op een scheiding uitloopt, is ieder huwelijk dat standhoudt, een groot teken – uiteindelijk voor God. Op deze aarde waar zoveel relatief is, moeten mensen geloven in een God, die absoluut is. Daarom is alles wat niet relatief is, zo belangrijk: iemand die absoluut de waarheid zegt of absoluut trouw is. Absolute trouw in het huwelijk is niet zozeer een menselijke prestatie, maar getuigt van de trouw van God, die er ook nog is als wij Hem in ieder opzicht verraden en vergeten. Kerkelijk trouwen betekent: meer vertrouwen op Gods hulp dan op je eigen voorraad aan liefde.
Wat huwelijken werkelijk bedreigt, is de zonde; wat ze vernieuwt, is de vergeving; wat ze sterk maakt, is het gebed en het vertrouwen op de tegenwoordigheid van God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1606-1608
Het conflict tussen mannen en vrouwen, dat juist in huwelijken soms oploopt tot haat, is geen bewijs van de onverenigbaarheid van de geslachten; ook bestaat er geen genetische aanleg tot ontrouw of een specifieke psychische belemmering voor levenslange relaties. Maar veel huwelijken staan onder spanning door gebrek aan communicatie en aandacht. Daarbij komen economische en maatschappelijke problemen. Maar vooral de realiteit van de zonde: jaloezie, machtswellust, ruzie, begeerte, ontrouw en andere vernietigende krachten. Daarom horen vergeving en verzoening, ook in de biecht, wezenlijk bij ieder huwelijk.
Niet iedereen is geroepen tot het huwelijk. Ook mensen die alleen leven, kunnen een vervuld leven hebben. Sommigen van hen toont Jezus een bijzondere weg; Hij nodigt hen uit ‘met het oog op het koninkrijk van de hemel’ (Mt. 19, 12) een leven zonder huwelijk te leiden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1618-1620
Veel mensen die alleen leven, gaan gebukt onder hun eenzaamheid en zien het alleen als een gebrek en nadeel. Maar een mens die niet hoeft te zorgen voor een partner of een gezin, heeft ook veel vrijheid en onafhankelijkheid, en tijd om zinvolle en belangrijke dingen te doen waar gehuwden vaak niet aan toekomen. Misschien is het Gods wil dat hij zich bekommert om mensen die verder niemand hebben om voor hen te zorgen. Niet zelden roept God zo iemand zelfs om echt dicht bij Hem te leven. Dat is het geval wanneer je het verlangen voelt ‘met het oog op het koninkrijk van de hemel’ aan een partner te verzaken. Roeping mag in het christendom echter nooit betekenen dat je het huwelijk of de seksualiteit veracht. Vrijwillig celibaat kan alleen in en uit liefde worden geleefd, als een machtig teken dat God boven alles gaat. De celibatair ziet af van een seksuele relatie, maar niet van liefde; hij gaat vol verlangen Christus, de komende bruidegom (Mt. 25, 6), tegemoet.
De huwelijkssluiting moet als regel publiekelijk plaatsvinden. Het bruidspaar wordt gevraagd naar hun instemming met het huwelijk. De priester of diaken zegent de ringen. Bruid en bruidegom wisselen de ringen uit en beloven elkaar ‘trouw in goede en kwade dagen, in gezondheid en ziekte, tot de dood ons scheidt’ en leggen de volgende gelofte af: ‘Ik wil je liefhebben, achten en eren, alle dagen van mijn leven.’ De celebrant bevestigt het huwelijk en geeft de zegen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1621-1624.1663
Met de volgende woorden vraagt de Kerk in de huwelijksritus eerst aan de bruidegom, dan aan de bruid.
Celebrant: 'Ik vraag u: u bent hierheen gekomen om met uw bruid N./uw bruidegom N. te trouwen. Doet u dit uit vrije wil en met volle instemming van uw hart?'
Bruidegom en bruid: ‘Ja.’
Celebrant: ‘Bent u bereid uw vrouw/man lief te hebben en te waarderen alle dagen van haar/zijn leven?’
Bruidegom en bruid: ‘Ja.’
De volgende vragen richt de celebrant tot bruid als bruidegom samen.
Celebrant: ‘Bent u bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in uw liefde te laten delen en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden?’
Bruidegom en bruid: ‘Ja.’
Celebrant: 'Bent u beiden bereid als christelijk echtpaar medeverantwoordelijkheid voor de Kerk en de wereld te nemen?'
Bruidegom en bruid: ‘Ja.’
Voor een gemengd huwelijk is kerkelijke toestemming nodig. Een gemengd huwelijk vergt namelijk van beide partners een bijzondere trouw aan Christus, opdat het schandaal van de verdeeldheid onder de Christenen niet in het klein wordt voortgezet en wellicht zelfs tot belemmering voor de praktijk van het geloof wordt. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1633-1637
Voor katholieke gelovigen kan het moeilijk zijn met het oog op het eigen geloof en dat van toekomstige kinderen, een huwelijk te sluiten met een partner die een andere religie aanhangt. Uit verantwoordelijkheid voor de gelovigen heeft de katholieke Kerk daarom het huwelijksbeletsel in geval van verschil van religie ingesteld. Zo’n huwelijk kan daardoor alleen geldig worden gesloten als het voor de huwelijksvoltrekking van dit beletsel wordt vrijgesteld (gedispenseerd, dispensatie). Het is niet sacramenteel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1633-1637
De Kerk heeft grote eerbied voor het vermogen van mensen om een belofte te houden en zich in levenslange trouw te binden. Ze neemt de mensen op hun woord. Ieder huwelijk kan door crisis bedreigd raken. Het gesprek, het (gemeenschappelijke) gebed, soms ook therapeutische hulp kunnen dan een uitweg bieden. Vooral de herinnering aan het feit dat er bij een sacramenteel huwelijk altijd nog een derde bondgenoot is, Christus, kan de hoop altijd weer aanwakkeren. Iemand voor wie het huwelijk ondraaglijk geworden is, of die zelfs aan psychisch of fysiek geweld blootgesteld is, mag scheiden. Dat noemt men ‘scheiding van tafel en bed’, waarvan de Kerk op de hoogte moet worden gesteld. Ook als in deze gevallen de levensgemeenschap verbroken is, blijft het huwelijk geldig. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1629.1649
Er zijn ook gevallen waarin de huwelijkscrisis terug te voeren is op het feit dat de partners of een van beide partners op het tijdstip van de huwelijksvoltrekking niet in staat waren tot een huwelijk of niet volledig instemden met het huwelijk. Dan is het huwelijk in juridische zin ongeldig. In zulke gevallen kan een nietigverklaring worden aangevraagd bij de bisschoppelijke rechtbank.
De Kerk neemt hen, naar Jezus’ voorbeeld, in liefde aan. Wie zich na een kerkelijk huwelijk laat scheiden en terwijl de wettige echtgenoot nog leeft een nieuwe verbintenis aangaat, handelt echter in tegenspraak met Jezus’ duidelijke uitspraak over de onontbindbaarheid van het huwelijk. Die eis kan de Kerk niet afschaffen. Het herroepen van de trouw staat in tegenstelling tot de Eucharistie, waarin de Kerk juist het onherroepelijke van de liefde van God viert. Daarom wordt wie in die tegenstrijdige situatie leeft, niet toegelaten tot de heilige Communie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1665.2384
Paus Benedictus XVI raadt aan om alle gevallen zeker niet gelijk te behandelen en draagt zielzorgers op ‘de verschillende situaties goed te onderscheiden, om op adequate wijze geestelijke hulp te kunnen bieden aan de gelovigen die erin betrokken zijn geraakt.’ Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 29
Wat de Kerk in het groot is, dat is een gezin in het klein: een afbeelding van de liefde van God in de gemeenschap van mensen. Ieder huwelijk vindt voltooiing in de openheid voor anderen, voor kinderen die God geeft, in wederzijdse acceptatie, in gastvrijheid, in er zijn voor anderen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1655-1657
Niets fascineerde de mensen meer aan de ‘nieuwe weg’ van de Christenen van de oerkerk dan de ‘huiskerken’. Vaak kwam iemand ‘met al zijn huisgenoten tot het geloof in de Heer (...) en lieten zich dopen’ (Hand. 18, 8). In een ongelovige wereld ontstonden eilandjes van levend geloof, plekken van gebed, van delen en van hartelijke gastvrijheid. In Rome, Korinthe, Antiochië – de grote steden van de oudheid – ontstonden vele huiskerken als lichtpuntjes. Ook nu kunnen gezinnen waar Christus woont, het zuurdesem van de vernieuwing van onze samenleving worden.