29 november 2010
De liefde van Christus blijkt hieruit dat Hij de verlorenen zoekt en de zieken geneest. Daarom zijn ons Sacramenten van genezing en verzoening geschonken, die ons bevrijden van zonde en sterken in lichamelijke en psychische zwakte. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1420-1421
Het Sacrament van Boete wordt ook Sacrament van Verzoening, van Vergeving, van Bekering of Biecht genoemd. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1422-1424.1486
De Doop ontrukt ons weliswaar aan de macht van de zonde en de dood, en geeft ons een nieuw leven als kinderen van God. Maar het bevrijdt ons niet van menselijke zwakheid en de neiging tot zonde. Daarom hebben we een plaats nodig waar we steeds opnieuw met God verzoend worden. Dat is de Biecht. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1425-1426
Biechten is niet modern; het is misschien moeilijk en kost in het begin grote overwinning. Maar het is één van de grootste genaden dat wij in ons leven steeds weer opnieuw mogen beginnen – werkelijk nieuw: volledig onbelast en zonder de hypotheken van gisteren, aangenomen in liefde en voorzien van nieuwe kracht. God is barmhartig en Hij wil niets liever dan dat wij aanspraak maken op zijn barmhartigheid. Wie gebiecht heeft, slaat een nieuwe, blanco bladzijde in het boek van zijn leven op.
Jezus zelf heeft het Boetesacrament ingesteld toen Hij op de paasdag verscheen aan zijn leerlingen en hun opdroeg: ‘Ontvang de Heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’ (Joh. 20, 22-23). Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1439.1485
Nergens heeft Jezus mooier gezegd wat er in het Boetesacrament gebeurt dan in de gelijkenis van de verloren zoon: wij raken de weg kwijt, verliezen onszelf, kunnen niet meer. Maar onze Vader wacht op ons met groot, ja eindeloos verlangen; Hij vergeeft ons als wij terugkomen; Hij neemt ons weer aan, vergeet de zonde. Jezus zelf heeft veel mensen hun zonden vergeven; dat was voor Hem belangrijker dan wonderen te doen. Hij zag het als het grote teken voor het aanbreken van het rijk van God, waar alle wonden geheeld en alle tranen gedroogd worden. De kracht van de Heilige Geest, waarmee Jezus zonden vergaf, heeft Hij doorgegeven aan zijn Apostelen. Als wij naar een priester gaan en biechten, vallen we in de armen van onze hemelse Vader.
Alleen God kan zonden vergeven. ‘Je zonden zijn je vergeven!’ (Mc. 2, 5) kon Jezus alleen maar zeggen omdat Hij de zoon van God is. En alleen omdat Jezus hun het gezag heeft gegeven, kunnen priesters in Jezus’ plaats zonden vergeven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1441-1442
Sommige mensen zeggen: dat maak ik direct met God uit, daar heb ik geen priester voor nodig! Maar God wil het anders. Hij kent ons. Wij doen liever alsof er niets gebeurd is en vegen de dingen graag onder het kleed. Daarom wil God dat wij onze zonden uitspreken en ze onder vier ogen bekennen. Daarom geldt voor de priesters: ‘Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’ (Joh. 20, 23).
Uit het inzicht in de persoonlijke schuld ontstaat het verlangen je leven te beteren; dat noemen we berouw. Berouw komt als wij de tegenstelling tussen de liefde van God en onze zonde zien. Dan voelen we de pijn van onze zonden; we nemen ons voor ons leven te veranderen en stellen onze hele hoop op de hulp van God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1430-1433.1490
De realiteit van de zonde wordt vaak verdrongen. Sommigen geloven zelfs dat je tegen schuldgevoelens in therapie moet gaan. Maar echte schuldgevoelens zijn belangrijk. Het is als in een auto: als de kilometerteller een overtreding van de maximumsnelheid aangeeft, is het niet de schuld van de kilometerteller, maar van de chauffeur. Hoe dichter wij bij God komen, die geheel licht is, des te duidelijker treden ook onze schaduwkanten aan het licht. Maar God is geen licht dat verbrandt, maar een licht dat geneest. Daarom drijft het berouw ons om naar het licht te gaan, waarin wij helemaal gezond worden.
Boete is het herstellen van een begaan onrecht. Boete mag niet alleen in ons hoofd plaatsvinden, maar moet tot uiting komen in daden van liefde en in inzet voor anderen. Ook door te bidden, vasten en armen geestelijk en materieel te ondersteunen, kan men boete doen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1434-1439
Boete wordt vaak verkeerd begrepen. Het heeft niets te maken met zelfbeschuldiging en schuldcomplexen. Boete is niet piekeren over hoe slecht ik ben. Boete bevrijdt en bemoedigt ons om opnieuw te beginnen.
Voorwaarde voor de vergeving van zonden is de mens die zich bekeert en de priester die hem in naam van God vrijspraak van zijn zonden verleent. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1448
Bij iedere biecht horen gewetensonderzoek, berouw, het goede voornemen, de belijdenis en de boete. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1450-1460.1490-1492.1494
Het gewetensonderzoek moet grondig zijn, maar kan nooit uitputtend zijn. Zonder werkelijk berouw, alleen op grond van een oppervlakkige belijdenis, kan niemand vrijgesproken worden van zijn zonden. Even onontbeerlijk is het voornemen die zonde in de toekomst niet weer te begaan. De zondaar moet de zonde tegenover de biechtvader ook beslist uitspreken, dus de zonde belijden. Ten slotte hoort bij de biecht ook de boete, die de biechtvader de zondaar oplegt om de aangerichte schade te herstellen.
Alle zware zonden die men zich bij nauwgezet gewetensonderzoek herinnert en die nog niet gebiecht zijn, kunnen onder normale omstandigheden alleen in de sacramentele persoonlijke biecht vergeven worden. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1457
Natuurlijk is er schroom om te biechten. Die schroom overwinnen is de eerste stap om innerlijk gezond te worden. Vaak helpt het om eraan te denken dat zelfs de Paus de moed moet hebben om een andere priester – en daarmee God – zijn fouten en zwakheden te bekennen. Alleen in existentiële noodgevallen (bijvoorbeeld in een oorlogssituatie, bij een bombardement of ander collectief levensgevaar) kan een priester ook een groep mensen vrijspreken, zonder dat er een persoonlijke schuldbelijdenis aan is voorafgegaan (zogenaamde algemene absolutie). Ook an moet men zware zonden bij de volgende gelegenheid persoonlijk belijden.
Met het bereiken van de jaren van het verstand ben je verplicht je zware zonden te biechten. De Kerk beveelt het de gelovigen dringend aan dit minstens één maal per jaar te doen. Als je een zware zonde hebt begaan, moet je in ieder geval biechten voor het ontvangen van de Heilige Communie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1457
Met ‘de jaren van het verstand’ bedoelt de Kerk de leeftijd waarop je je verstand kunt gebruiken om te onderscheiden tussen goed en kwaad.
Ook als je in strikte zin niet beslist hoeft te biechten, is de biecht het grote geschenk van heling en van diepere verbinding met de Heer. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1458
In Taizé, op katholiekendagen, op wereldjongerendagen – overal zie je jongeren die zich met God laten verzoenen. Christenen die de navolging van Christus serieus nemen, zoeken de vreugde die voortkomt uit een radicaal nieuw begin met God. Zelfs de heiligen gingen regelmatig biechten als het mogelijk was. Ze hadden dat nodig om te groeien in deemoed en liefde en zich tot in het laatste hoekje van hun ziel te laten aanraken door het helende licht van God.
Geen mens kan zonden vergeven, behalve wanneer hij daarvoor opdracht gekregen heeft van God, samen met het gezag dat de vergeving die hij de biechteling aanzegt werkelijk plaatsvindt. Dat geldt in eerste instantie voor de bisschop en vervolgens ook voor de priesters, zijn helpers. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1461-1466.1495
Er zijn zonden waarbij de mens zich volkomen van God afkeert en tegelijk wegens de ernst van de daad excommunicatie over zich afroept. Bij zonden die gepaard gaan met excommunicatie kan de vrijspraak alleen door de bisschop of een door hem gedelegeerde priester of in sommige gevallen zelfs alleen door de Paus plaatsvinden. Bij levensgevaar kan iedere priester vrijspreken van alle zonden en ook van excommunicatie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1463
Een katholiek die bijvoorbeeld een moord begaat of meewerkt aan abortus, sluit zichzelf automatisch uit van de sacramentele gemeenschap; de Kerk stelt die toestand alleen maar vast. Excommunicatie heeft tot doel de zondaar te verbeteren en weer de juiste weg te wijzen.
Nee, onder geen beding. Het biechtgeheim is absoluut. Een priester die aan een derde vertelt wat hem bij de biecht ter ore is gekomen, wordt geëxcommuniceerd. Die zwijgplicht geldt ook tegenover de politie. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1467
Een priester neemt het biechtgeheim heel serieus. Er zijn priesters die ervoor gemarteld en er zelfs voor gedood zijn. Daarom kun je zonder enige terughouding en in alle rust alles toevertrouwen aan de priester, wiens enige opgave het is op dat moment volledig ‘Gods oor’ te zijn.
De Biecht verzoent de zondaar met God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1468-1470.1496
Het moment na de vrijspraak is als… een douche na de sport, als de lucht die opgeklaard is na een onweersbui, als wakker worden op een stralende zomerochtend, als de gewichtloosheid van een duiker. Alles ligt besloten in het woord ‘ver-zoen-ing’ (van: weer de geliefde, aangenomen zoon zijn): we zijn weer in het reine met God.